TAALZUIVERING OF PURISME.
Waarde Redacteur
Ge zoudt naar alle waarschijnlijkheid al lang weer eens een
brief van me ontvangen hebben, indien ik me niet aanhoudend
gepijnigd had met de vraag, hoe ik U wel zou moeten aanspreken,
nu het gebruik van vreemde woorden het heele leger door eene
verfoeielijke doodzonde wordt geacht. Al mijn zoeken naar een
bruikbaar woord heeft me niet mogen baten; geen enkel woor
denboek kon me helpen, en ook mijne pogingen zelf eene nieuwe
uitdrukking te smeden heb ik als hopeloos moeten opgeven.
Zonder me nu, evenals Hooft indertijd, bepaald ongerust te maken
over „de hardigheit der puyrduitsche woorden" (want daar hebben
de heeren van de Nieuwe Gids ons al vrij wel aan gewend), heb
ik toch voor uwe waardigheid geen passend woord kunnen be
denken, dat geheel „van vreemde smetten vrij" kon heeten. Nu
ik echter verneem, dat ge ons binnen kort gaat verlaten, kan
ik er bezwaarlijk toe besluiten, U voor uw vertrek geen enke
len brief meer te zenden, en zal ik dus maar in vredesnaam
op de oude wijze aanspreken.
Op gevaar af bij U in een slecht blaadje te komen, zal ik nu
eens van de gelegenheid gebruik maken door mijn hart te luch
ten over dat tot in het uiterste gedreven purisme, hetwelk te
genwoordig in de militaire briefwisseling heerscht. „Purisme?"
zult ge vragen, „neen hoor: taalzuivering als't u belieft". Neen,
waarde Redacteur, 't is wel degelijk purisme; want daaronder
verstaat men nu eenmaal een taalzuivering, die haar doel voor
bijstreeft en op taalverarming uitloopt, 't Is geheel hetzelfde
verschil als tusschen geloof en godsdienstwaanzin. We zijn van
het eene kwaad in het andere vervallen, en 't is nog de vraag
of de toestand er op verbeterd is. Iedere deugd wordt door over
drijving ondeugd, en 't grootste nadeel van het heerschend pu
risme ligt daarin, dat het van gezonde taalzuivering meer tegen-
dan voorstanders kweekt.