599 enz. niet weder hebben ingevoerd, in vervanging van de interna tionale benamingen van het metrieke stelsel, en dat nog wel niettegenstaande de wet er volledige bevoegdheid toe geeft. Maar als ik dat doe, worden me alle stukken zonder genade on verhandeld" teruggezonden; 'k heb het wel is waar nog niet bij ondervinding, maar ik zou er toch desnoods mijn hoofd on der durven verwedden. Men moet bij onze taalzuivering te genwoordig nauwkeurig weten, welk woord te Batavia in den ban gedaan is, en wat er genade kan vinden. Yan terzijde verneem ik dezer dagen, dat alle portefeuillesvervangen zullen worden door „brievedragers" en dat de archivarissenvoortaan „brieve- gaarderszullen heeten. Of het waar is weet ik niet, maar ze zijn al zoo lang grievebaarders geweest, dat het bericht me niet onwaarschijnlijk voorkomt. Dat streven naar taalzuivering is volstrekt niet nieuw, en t is meer dan eens gebleken, dat eene onverstandige overdrij ving in deze richting de tegenovergestelde uitwerking had van die, welke men er van verwachtte. Zoo kreeg o. a. Prins Fre- derik Hendrik een weersmaeck in de schorheit der ongewoone woor denen 't naetrachten eener zuyvere Duitsheidt." Evenzoo ging het latei Prins Willem IY, wien men tot cieraad en roem van t Vaderland" voorgesteld had het gebruik van alle uitheemsche woorden te verbieden. Nu had de Prins op zekeren dag de exercitiën in de Maliebaan bijgewoond, en liet hij zich den vol genden dag „in zuyver Neder duitsch" daarover een verslag uit- biengen. Vreemd zal hij ongetwijfeld hebben opgezien, toen hij daarin o. a. het volgende las: „S. H. op Saturnusdag 1) den vierden van Wiedemaand 2) in „de klootslaandersbaan 3) aan 't voorhoofd 4) van de beheersching 5) „Hollandsche Bewaarders 6) gesteldheid 7) gevat en den Alge menen 8) van der Duijn naast zich hebbende doen plaatsen, „zag eerst de oefeningen, en gaf na dezelve geschiktheid 9) aan „eenen van Desselfs Hulpelingen Algemeen 10) om aan den Pi- „laarleider 11) te zeggen, dat hij aan den Grooteren 12) bevelen „zoude om het veldslagsgewijs gereegeldezeeker getal gewapende geoefende krijgslieden 13) te doen handwerken 14). De Grootere „snelde terstond op eene grooteevenredige huppeling van de twee „voorste en achterste voeten van sijn paard 15) na de rechtervleugel,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 615