601
genaam, als men er een bruikbaar bastaardwoord naast kan
stellen. Heb ik eenige malen van de uitkomsten van mijne proe
ven gewaagd, dan ben ik zeer blij, dat ik ter wille van de afwis
seling ook eens van een resultaat kan spreken. Zoo zie ik er
ook niets in om de woorden verslag en rapport naast elkander
te gebruiken, of wel krijgstucht en discipline. Voor vele woor
den hebben we in de Nederlandsche taal geene bruikbare sy
noniemen, en juist het gebruik hiervan is meermalen noodzakelijk
om eene hinderlijke eentonigheid van stijl te voorkomen.
Weet ge wat me soms nog het meest in het streven van
sommige taalzuiveraars als Dr. Zuidema tegenstaat? Gewoon
lijk toonen ze door de keuze der Nederlandsche woorden, die
de bastaardwoorden moeten vervangen, dat ze met de grond
beginselen der wetenschap (de taalwetenschap natuurlijk uit
gezonderd) op zeer gespannen voet leven. Zoo hoort men sommige
puristen spreken of liever: men ziet hen schrijven van
lichtdrukkenwaar ze fotografiën bedoelen. Op die wijze maken
ze zich zelf belachelijk en schaden ze de zaak meer dan ze wel
denken. Maar zelfs wanneer de vertaling goed geslaagd mag
heeten, wat slechts zelden het geval is, dan toch nog klinken
die vertaalde wetenschappelijke termen meestal onuitstaanbaar.
De wetenschap is nu eenmaal internationaal. Spreekt iemand
bv. van loarmtescheikuncle, waar hij thermochemie bedoelt, dan
ben ik overtuigd met een aansteller te doen te hebben, en ik
keer hem den rug toe. Of vindt ge wellicht barnsteenkracht
een aanbevelenswaardig woord voor electriciteitZoo ja, dan
geef ik u vriendelijk in overweging mij maar per barnsteen-
zeilsteenkrachtigen verreschrijver te verzoeken de briefwisseling
over dit onderwerp te staken.
Werkelijk: het zou meer nut en meer zin hebben, indien van
Hoogerhand eens wat meer gelet werd op den goeden stijl dei-
dienstbrieven, dan op het gebruik van bastaardwoorden, die in
alle klassen der maatschappij in gebruik zijn, en tegenwoordig
volkomen onmisbaar zijn geworden. Want juist tegen dien
goeden stijl wordt buitengewoon veel gezondigd en de gave,
zich in behoorlijke taal te kunnen uitdrukken, is veel minder
algemeen dan ge wellicht vermoedt.
Ik twijfel echter niet of ge zult als redacteur van ons tijd-