71
„Wanneer het gouvernement dan ook hun hulp inroept, zijn
zij dadelijk bereid. Als voorbeeld halen zij aan, hoe, toen de
resident van Timor tijdens onlusten op Flores de weerbare
mannen opriep om hem op zijn reis daarheen te vergezellen, on
middellijk 500 man bij elkander waren om hem te volgen".
„Bij het in dienst treden staat dan ook de verwachting op den
voorgrond, dat zij, na afgericht te zijn, ook voor den werkelijken
strijd zullen worden gebruikt en niet alleen om, zooals zij het
uitdrukken, steeds in het garnizoen slechts poera-poera te vech
ten. In deze verwachting zijn zij geheel teleurgesteldnoch te
Lombok noch te Atjeh is tot nu toe (begin 1897) van dit ele
ment gebruik gemaakt".
In April 1897, op het punt om met verlof naar Holland te ver
trekken, bepleitte ik nog eens persoonlijk de belangen der Timo-
reezen bij den afdeelingscommandant, doch zonder succes. Het
eenige resultaat van mijn pogingen was, dat het voorstel werd
gedaan om de Timoreezen te velde te beproeven, waartoe aan
vankelijk één sectie, later meer, werd ingedeeld bij het 7e Bataljon.
De enkele dagen, die ik te Batavia doorbracht vóór mijn ver
trek naar Europa, benutte ik om ook aan het Departement van
Oorlog de belangen der Timoreezen voor te dragen, doch toen bleek
mij dat mijn rapport aldaar niet was ontvangen, doch slechts was
voorgesteld een gedeelte der Timoreezen naar Atjeh te zenden,
hetgeen dan ook geschiedde. Mij werd beloofd dat nader op hun
belangen zou worden gelet, indien zij te velde voldeden.
Terugkomende van verlof, einde April 1898, vernam ik dat
nog niets in den toestand der Timoreezen was veranderd.
Naar ik meen in het begin van 1899 werd mij een rapport
toegezonden, ingediend door den commandant van het 7e Batal
jon, betreffende de diensten der Timoreezen te velde, met ver
zoek daaromtrent mijn beschouwingen te leveren.
Wat dit rapport behelsde kan ik niet weergeven, omdat ik
daarvan geen afschrift mocht nemen; wel herinner ik mij, dat
de beoordeeling over 't algemeen niet gunstig was. In mijn kant-
teekeningen trachtte ik aan te toonen, dat de korpscommandant
zich bij zijn beoordeeling op een verkeerd standpunt had ge
plaatst. Later vernam ik, dat hem was opgedragen aan het eind
van het jaar opnieuw rapport uit te brengen.