- 79
Het aanwijzen van bepaalde uitgaven waarvoor op hulp van Neder
land mag worden gerekend, terwijl voor andere Indië op eigen kracht zal
moeten steunen, komt onvermijdelijk voor.
Dit aanwijzen is bovendien voor het opmaken van eene behoorlijke
rekening bepaald noodig als de hulp in den vorm van voorschot en niet
in dien van gift wordt verleend.
Over de waarschijnlijkheid van de terugbetaling van de gelden, die door
Nederland renteloos aan Indië worden verstrekt, is natuurlijk verschil van
gevoelen mogelijk, maar, daar het de bedoeling is het voorschot niet van
Indië terug te vorderen vóórdat de toestand der Indische financiën dit
gedoogt, bestaat er naar het oordeel der Regeering geen reden waarom
reeds bij voorbaat van dit recht zou worden afstand gedaan, ook voor
het geval dat de bedoelde teruggave zeer wel kan plaats vinden.
De vrees voor verwarring tusschen de Nederlandsche en de Indische
financiën ten gevolge van het verleenen van voorschot kan de onderge-
teekende niet deelen. Een juiste berekening van hetgeen voor de aange
wezen doeleinden besteed is, zal steeds kunnen plaats vinden.
Andere leden, die een open oog hadden voor de bezwaren aan het
verleenen van eene jaarlijksche bijdrage verbonden, zouden liever eene
belangrijke som in eens zien verstrekt.
Het komt den ondergeteekende voor dat het bedrag van die som alleen
gegrond kan zijn op een ook in verband met den stand der Nederlandsche
financiën vastgesteld plan van hetgeen men daarmede bereiken wil. En
daar dergelijke som wel niet in één jaar te verwerken zal zijn, doch
noodzakelijk over verschillende jaren moet worden verdeeld, zou in de
practijk het verschil tusschen den wensch van de leden, die dit denkbeeld
opperden en het voornemen der Regeering, zich bepalen tot het bij voor
baat prijs geven van de bevoegdheid om de verstrekte gelden terug te
vorderen, ook als de toestand der Indische financiën dit zeer wel toelaat
—iets, waarvan, zooals reeds werd aangeteekend, de Regeering de nood
zaak niet kan inzien.
Het mede ter sprake gebrachte denkbeeld om de Indische leeningen
door Nederland te doen overnemen of om de aflossing en de rente dier
leeningen ten laste van Nederland te brengen is bij de jongste wijziging
van de Indische Comptabiliteitswet behoorlijk onder de oogen gezien.
"Waar toen gebleken is dat noch de Regeering noch de Volksvertegen
woordiging hiermede instemmen, kan de ondergeteekende eene nieuwe
bespreking van dit denkbeeld niet vruchtbaar achten.
Het denkbeeld om alle marineuitgaven, welke ten laste van Indië ko
men, op de Staatsbegrooting te brengen, is in het Voorloopig Verslag wel
vermeld, doch niet nader toegelicht. Het stelsel ten opzichte van de ver
deeling der marineuitgaven gaat uit van het rationeele denkbeeld dat