106 rendruk zulke belangrijke veranderingen ondergaan, dat ik niet aarzel het hierna volgende onder de aandacht der lezers te brengen. Achtereenvolgens zullen behandeld worden: le kort overzicht van de wijze van samenstelling eener topo- grapische kaart; 2e wijze van verveelvuldiging langs photolithographischen weg; 3e wijze van verveelvuldiging middels gravure; 4e de verveelvuldiging van beelden met uitvloeiende tinten. le. Kort overzicht van de wijze van samenstelling eener topogra- phische kaart. (Vergelijk ook Terreinleer, 3e herziene uitgave: Algemeene beginselen van terreinopneming, blz. 117, en de samenstelling eener topographische kaart, blz. 128.) Voor alle terreinmetingen moet steeds als hoofdbeginsel gel den: „meten van het groote in het kleine." Van eene landstreek, waarvan men eene topographische kaart wil vervaardigen, begint men daarom eerst met het zoo nauw keurig mogelijk bepalen van de ligging van een klein aantal ver van elkaar verwijderde punten, die dan als grondslag van de verdere metingen dienen. Het bepalen der punten kan geschieden middels: a. driehoeksmeting, waarbij de ligging van elk volgend punt uit de reeds bekende ligging van twee of meer andere punten door hoekmeting en berekening wordt bepaald, of b. sterrekundige plaatsbepaling, waarbij voor elk punt afzon derlijk het lengteverschil met een bepaald punt en de geographi- sche breedte door waarneming op vaste sterren bepaald worden. Uit de onder a gegeven bepaling blijkt dus, dat bij elke nieuwe driehoeksmeting, die niet aan een bestaand driehoeksnet kan aansluiten, begonnen moet worden met het bepalen van de ligging van twee punten. De hiervoor noodige werkzaamheden, basisme ting genoemd, bestaan in het zoo nauwkeurig mogelijk meten van den afstand tusschen die punten en van de richting der lijn die deze punten verbindt, zoomede in het bepalen langs sterrekundi- gen weg van de juiste plaats van een dier punten op het aard-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 122