265
I. Krijgsscholen.
Tegenwoordig bestaan 5 krijgsscholen voor de infanterie, 1 voor
de cavalerie, 2 voor de artillerie en 1 voor de genie.
In verband met de uitbreiding van het leger neemt het aantal
leerlingen steeds toé, zoodat dit niet juist is aan te geven. Bij
elk der eerstgenoemde inrichtingen wisselt dit aantal tusschen
400 en 600, bij elk der drie laatstgenoemde bedraagt dit aantal
200. Laatstbedoeld cijfer is te klein om in de behoefte aan
artillerie- en genieofficieren te voorzien, zoodat de aanvulling
daarvan nog ten deele plaats heeft door de infanterie-krijgsscho-
len. De hiervan afkomstige aspiranten worden echter vóór hunne
benoeming tot artillerie- of genieofficier een jaar bij die wapens
gedetacheerd.
De leerlingen der krijgsscholen zijn voor het grootste deel
afkomstig van de cadettenkorpsen 1), voor een kleiner deel zijn
het jongelieden uit den troep of onmiddellijk uit het ouderlijke
1) Dit zijn inrichtingen sedert 1902 ten getale van 26, waarvan 22 in Europeesch,
2 in Aziatisch Rusland en 2 in den Kaukasus, terwijl in Twer een nieuwe opgericht wordt
waar bij voorkeur zoons van officieren, ambtenaren, landhee; en enz. een voorbereidende
opleiding ontvangen voor den officiersloopbaan. Het grootste aantal cadetten wordt op
staatskosten opgeleid, het kleinste betaalt per jaar R. 400 -600, terwijl enkelen hunne
opleiding uit een beurs bekostigen. De gemiddelde leeftijd der cadetten is 10 18 jaar,
terwijl de in 7 jaar te verwerken leerstof ongeveer gelijk staat met die eener „Realschule".
Latijn wordt niet, Duitsch en Fransch wel onderwezen. De directeuren zjjn generaals tot
den generalen staf behoorend. De leeraars worden met zorg gekozen; sedert 1900 ont
vangen zij zelfs een paedagogische opleiding gedurende 9 maanden (1 September tot 1 Juni).
Het cadettenkorps is op militaire wijze georganiseerd, de leerlingen dragen uniform en
zijn naar gelang van den leeftijd in compagnieën ingedeeld. Sedert 1900 zijn de oefeningen,
die door de beide oudste klassen des zomers gedurende een 4 a 6 tal weken in de leger
kampen gehouden werden, afgeschaft, en wordt leerlingen en leeraars verlof toegekend.
Die leerlingen, welke gedurende de zomervacantie niet naar huis kunnen gaan, maken onder
leiding van officieren gemeenschappelijke, meerdere weken durende, reizen naar de belang
rijkste steden en plaatsen met historische beteekenis, bv. van St. Petersburg naar Moskou,
den Kaukasus, verschillende slagvelden, enz. Bij het bezoek van deze laatste wordt dan
het verloop van den slag medegedeeld en verder alles gedaan om die reizen zoo vrucht
dragend mogelijk te doen zijn. Door de cadetten moet een dagboek worden aangehouden.
Na het eindexamen gaat het grootste deel der cadetten naar de krijgsscholen, de besten
komen bij de scholen voor de speciale wapens.
De voor den dienst ongeschikten kunnen, als zij overigens voldoen, in burgerlijken dienst
treden en komen dan in de 14e (laagste) klasse van de „Tabel o rangach", waardoor zij
tot de geclassificeerde beambten behooren.
De cadetten, die het onderwijs niet kunnen volgen, kunnen geplaatst worden bij een
militaire school met 4 klassen te "Wolsk, waaruit zij öf bij de jonkerscholen overgaan, óf