EEi\ EIS ANDER NAAR AANLEIDING VAN DE BESPREKING EENER BRIGADEOEFENING ENZ. DOOR C. II. VAN RIETSCHOTEN. (Vervolg van blz. 216 en slot.) De wijze, waarop de heer v. R. zich voorstelt als partijcom mandant te zullen handelen, onbesproken latende, vestig ik alleen de aandacht op eenige van Schrijvers overwegingen, die tot het treffen dier maatregelen hebben geleid, en op de door hem gege ven bevelen om de uitvoering daarvan te veizekeien. Zooals Schrijver op blz. 1062 sub B opmerkt, verkeerde de com mandant der Noordpartij toen hij afmarcheerde in de onzekerheid of de vijand zich nog ter plaatse bevond, waar hij den vorigen dag gemeld was, m.a.w. de eenmaal verkregen voeling met den vijand was weder losgelaten. Yoor het oogenblik was het dus- in de eerste plaats noodig aan die onzekerheid een einde te ma ken. Overigens meende de detachementscommandant voor zich zelf er op te moeten rekenen (zie blz. 1063) dat hij den vijand nog in zijn stelling bij de Pasanggrahan zoude aantreffen en hij hem, ter volvoering der opdracht, daaruit zou moeten verdi ij- ven.' De in verband met een en ander gegeven bevelen vinden wij in het marschbevel voor de Noordpartij. Om vast te stellen of de vijand zich nog in zijne stelling bij de Pasanggrahan bevond, dan wel zich Noordwaarts bewogen had. zond de partijcommandant een zelfstandig detachement, be staande uit cavalerie en de afdeeling wielrijders, vooruit. Het „voeling" (zie 44 v/h voorl. veldd. voorschrift) zoeken mocht zich evenwel voorloopig niet verder uitstrekken dan tot onmiddellijk aan de overzijde van de Pasanggrahan waar, „al vorens verder te rukken, de aankomst der voorhoede in Keba- „joran en de nader te geven bevelen moesten worden afgewacht Behalve dat in dit bevel twee beperkingen gesteld worden, nl. de aankomst der voorhoede in Kebajoran èn de nader te geven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 377