364 bevelen, die geheel onafhankelijk van elkaar zijn en dus allicht aanleiding geven tot misvattingen, is ook de grens die daarin aan het optreden van het ophelderingsdetachement gesteld wordt niet duidelijk aangegeven. Ik stel nl. de volgende vraag: Moet de commandant van dit detachement, indien hij mocht besluiten de Pasanggrahan Westelijk van Oeloe Djami over te trekken, ook dan nadere bevelen .afwachten, alvorens bv. naar het Zuiden te gaan? Op grond van het voorgaande wil het mij beter voorkomen de aan het ophelderingsdetachement in den geest van den heer v. R. te geven opdracht bv. te doen luiden „de voeling te zoeken met den vijand, doch zonder nader bevel de lijn. (een lijn aan te wijzen in de richting Oost- West) niet te overschrijden." Wordt den commandant van dit detachement dan tevens mede- deeling gedaan van den weg, dien de hoofdmacht volgen zal, dan heeft hij voldoende gegevens om naar eisch te handelen en wordt hij hierin niet meer dan noodig gebonden. Dit sluit natuurlijk niet uit, dat hem tevens medegedeeld wordt, van welke zaken de partij commandant in het bijzonder spoedig bericht verlangt. Terloops merk ik op, dat geen commandant voor de ophel- deringsafdeeling is aangewezen. Intusschen valt uit het vooi- komende in de 2e alinea van blz. 1067 af te leiden, dat de cava leriecommandant tevens optreedt als commandant van genoemde afdeeling. Wat betreft het marschbevel voor de hoofdmacht, trekt het de aandacht dat als de te volgen weg wordt aangewezenDjati, enz. Kemandoran-Z. tot aan de Pasanggrahan. Nu wil het geval dat van uit Kebajorau twee wegen naar de Pasanggrahan voeren, en wel een in nagenoeg Zuidelijke en een in Westelijke richting. Heeft de partijcommandant met opzet in het midden willen laten welken van beide wegen hij volgen zoude, om hieromtrent eerst te beslissen wanneer hem nadere gegevens ■omtrent den vijand zouden zijn geworden? Zoo ja, dan heeft hij dit vermoedelijk gedaan om het zg. ,,m den Feind hinein disponieren" (helaas hebben wij daarvoor nog geen goede Hollandsche uitdrukking) te ontgaan, doch dan is het bevel nog niet gelukkig. Immers aannemende dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 378