BESCHOUWINGEN OVER FLUITSIGNALEN EN WENKEN BIJ DE
VECHTWIJZE TEGEN DEN ATJEIISCHEN VIJAND
IN HET JAAR 1903; DOOR R. B. 51. DE
WIJS, KAP. DER INF.
In de rimboe zijnde bomt men er wel eens toe, de ontvan
gen tijdschriften aandachtig na te lezen, doch zelden gaat men
er toe over zijne gedachten, door het een of ander artikel opge
wekt, aan het papier toe te vertrouwen, ook al is men weder
in 't garnizoen teruggekeerd.
Zoo zou het ook nu met mij 't geval zijn geweest, ware het
niet, dat een opstel onder bovenstaanden titel (afl. 9 en 10 I. M. T.
1903) mijne bijzondere aandacht had getrokken en, in verband
met de steeds meer ingang vindende nieuwe beginselen omtrent
opleiding van officieren, kader en manschappen, mij van zulk
een actueel belang toescheen, dat ik het niet onbesproken wensch-
te te laten.
Wellicht gevoelen anderen zich hierdoor eveneens verplicht
hun stem en oordeel te doen hooren.
Welk standpunt ik hierbij tegenover den schrijver inneem zij
in 't kort hieronder vermeld.
Ik waardeer ten volle het streven van den schrijver om meer
algemeene bekendheid te geven aan die „Fluitsignalen en Wen
ken". Yele goede wenken komen er in voor, doch ik kan niet
nalaten er bij te voegen, dat de schrijver dwalen zou, indien hij
meende, dat die „Wenken" enz., zoowel van den schrijver van
het bekende boekje als van den kapitein de Wijs, door een ieder (of
door velen) als de eenige ware en goede worden beschouwd.
Allereerst dan komt 't mij voor, dat het opschrift minder goed
gekozen is. Althans mij is 't nu nog niet duidelijk, waarom
daaraan is toegevoegd „in het jaar 1903."
Wel geeft schrijver toe, dat er veel in voorkomt dat als leid
raad bij de oefeningen in vredesgarnizoenen kan dienen, maar