716 van de plotselinge verschillen, die uit persoonlijke, uitsluitend subjectief gevormde opvattingen steeds ontstaan. Bij deze uiteenzetting der zaak begrijpe men ons niet ver keerd, omtrent de opvatting der waarde, die wij aan een zelf- gevormd oordeel toekennen. De chef moet zijne eigen inzich ten volgen, zal hij een geheel te goeder trouw gevormde mee ning ten beste kunnen geven, maar men zal gemakkelijk inzien, dat aan deze meening nog veel onvolmaakts blijft kleven, als men er alleen dit goede van kan zeggen, dat zij bonafide werd uitgebracht. Zelfs al nemen wij aan wat wij in de prac- tijk niet mogen doen dat ieder beoordeelaar de flinkheid en eerlijkheid bezit, om zonder vrees voor zijn beoordeelaars de conduitelijsten in te vullen, dan nog zal men hebben te vra gen, in hoeverre zij, ieder voor zich, in staat waren een oor deel uit te spreken. Dit juist is onze grief. De chefs zijn niet in staat, zijn onmachtig, mitsdien onbevoegd tot beoordeelen. Het moet hier onomwonden worden gezegd. De opvoedkundige kennis ontbreekt, om subjectieve meeningen te kunnen toetsen aan objectief verkregen inzichten. Het bewijs dat men die ken nis bezit zal eerst moeten worden geleverd. Ook hier evenwel eene kleine toelichting. Gelijk er ten allen tijde enkele groote aan voerders zijn geweest, die het zonder tactische leerboeken konden stellen, evenzoo zijn er ook, en zullen er steeds wel zijn, enkele chefs, die het zonder opvoedkunde ver brengen in de kunst van lei den, vormen en beoordeelen. Op dezulken, we zeiden het reeds, slaat ons betoog van heden niet. Wij hebben hier op het oog die breede schare van mannen, in denken, voelen en willen volmaakt zooals een mensch volmaakt kan zijn, en toch zonder stuur bij 't neerschrijven van hun oordeel over de intellectueele en moreele waarde hunner onderhebbende officieren. Aan zulke chefs een leidraad in handen te geven, waaraan zij hunne eigen subjec tieve meeningen kunnen toetsen, is het doel van dit opstel. Daar, waar deze leidraad in botsing komt met de thans bestaande voorschriften, hopen we de argumenten bij te brengen, die van het goed recht onzer meening kunnen overtuigen. Alvorens onze beschouwingen aan te vangen, moeten we ech ter eerst de vraag stellen, welke autoriteit eigenlijk tot beoor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 100