724
nier van beoordeelen beneden de waardigheid van een afdee-
lingscommandant moet worden geacht. Is zij echter te voor
komen? Zooals we reeds opmerkten, eenvoudig en alleen dan,
wanneer de afdeelingscommandant tegenover zijne korpscom
mandanten tevens als leider optreedt. Eerst moet hij hebben
getracht hunne geschiktheid tot hooger peil op te voeren, opdat
hij zal hebben kunnen zien, in hoeverre dit bij ieder van hen
mogelijk was. Zijn meerdere kennis en bedrevenheid als aan
voerder moet hun ten goede kunnen komen, zij moeten van
hem kunnen leeren, en eerst wanneer blijkt, dat zij hiervoor niet
of te weinig vatbaar zijn, mag aan een ongunstig oordeel wor
den gedacht. De gelegenheden, waarbij de korpscommandant met
zijn on middellij ken chef in aanraking komt, mogen zich niet bepa
len tot enkele uren van jaarlijksche inspectie. Zij moeten zich
veelvuldig voordoen, kan het zijn iedere week. Inzonderheid
jonge hoofdofficieren de majoors moeten onder persoonlijke
leiding van den chef worden geplaatst. Het zou nuttig zijn
indien men bij de vele beweegredenen, die tot het verplaatsen
van korpscommandanten dwingen, ook deze rekende, dat ieder
van hen minstens gedurende één jaar in hetzelfde garnizoen van
den afdeelingscommandant diende. Deze zou dien tijd dan moe
ten gebruiken, om eens per week de gezamenlijke troepen, die
zich op zijne standplaats bevinden, te oefenen niet te inspec-
teeren. Hij zou dan ook met wat meer zelfbewuste zekerheid
het „conform of „mij onbekend" kunnen invullen, achter het
ooi deel der korpscommandanten, over hunne onderhebbende sub
alterne officieren
Waar wij een paar inspectiën als geheel onvoldoende beschou
wen om een rechtmatig oordeel uit te spreken, zal het wel
geen betoog behoeven, dat wij voor ons persoon in geenen
deele vrede kunnen hebben met eene wijze van handelen, zoo
als men thans vrij geregeld volgt. Te A. bevindt zich een ka
pitein of hoofdofficier, die op het punt staat bevordering te
moeten maken, doch wiens geschiktheid voor den hoogeren rang
men nog in twijfel trekt. Fluks reist nu de afdeelingscomman
dant van zijne standplaats B. naar A, om te zien of het „ja"
dan wel „neen" dient te worden ingevuld. Meestal geheel vreemd
aan den betrokken persoon, slechts gewapend met diens geheime