725
bescheiden (welke, we hopen dit straks aan te toonen, een zeer
slechte basis van beoordeelen vormen), moet nu de afdeelings-
commandant in een paar dagen tijds zich op de hoogte stellen
van de bruikbaarheid en de waarde, welke de officier in quaes-
tie vertegenwoordigt. Is het wel spotternij, wanneer we hier
van een loterij spreken? Ons niet verder willende indenken
in de verre van benijdenswaardige positie, waarin beoordeelaar
en beoordeelde in zulk een geval tegenover elkander komen te
staan, moeten we bepaaldelijk wijzen op het lichtvaardige van
deze manier van doen, waardoor hier zoowel de belangen van
den dienst als die van den persoon worden verwaarloosd. En,
ook nog op iets anders. Terwijl, en dit terecht, het woord
„geheim" bij alles wat de conduitestaten betreft nog niet als
bloote formaliteit beschouwd wordt, gaat men bij dit onder
zoek van den afdeelingscommandant toch verre van geheim
zinnig te werk, en begrijpt al spoedig de minste soldaat waar
om het hier eigenlijk te doen is. Dit kunnen we den inspec
teur niet tot grief rekenen. Zal deze een uitspraak doen, dan
moet hij wel, den beschikbaren tijd in aanmerking genomen,
aanhoudend zijn kijker op den betrokken officier richten, en
zijn schuld is het dus niet, wanneer dit door anderen wordt
gemerkt. Echter, aan het gezag van dien officierderhalve aan
de krijgstuchtwordt daarom toch niettemin gedurende dat on
derzoek op bedenkelijke wijze door hem getornd. Dit nadeelig
gevolg alleen moest dunkt ons genoeg zijn, een handelwijze te
veroordeelen, die heden ten dage nog maar al te veel in practijk
gebracht wordt.
Gemakkelijk is het niet hier een weg aan te geven, die tot
betere resultaten zoude kunnen leiden, maar, vooropstellende
dat een afdeelingscommandant meer troepenaanvoerder dan troe
penbeheerder moet wezen, aarzelen wij niet als voorwaarde te
stellen, dat hij zelfméér dan zulks tot nu toe geschiedde, de
onder hem gestelde korpsen moet oefenen. Het doel, waarmede
hij een garnizoen bezoekt, moet altijd zijn: dat garnizoen te
onderrichten; het vertrouwd te maken met zijn leiding; het te
doordringen van zijn geest; het te laten proüteeren van zijne
intellectueeie en moreele meerderheid. Indien men er dan nog
toe kon besluiten, het verblijf van den afdeelingscommandant
Dl. II 1904. 49