726
op vaste tijdstippen te regelen, dit dus niet plaats had even
vóór het uitbrengen van een advies omtrent het „ja" of „neen",
en eens in de drie maanden een bezoek van minstens eene week
vaststelde, zou reeds zeer veel gewonnen zijn, vooral als men,
zooals wij boven wenschten, als regel aanneemt, dat jonge hoofd
officieren eerst gedurende minstens een jaar in hetzelfde gar
nizoen van den afdeelingscommandant geplaatst waren geweest.
Daar wij zooeven een zoo groot gewicht hebben gehecht aan
het opsporen der individualiteit, omdat dit de eerste en alles
beheerschende voorwaarde is voor het vormen van een juist
oordeel, zal men ons nu kunnen tegenwerpen, dat dan toch moeie-
lijk den afdeelingscommandant tot taak kan worden gesteld, de
onder zijne bevelen dienende korpscommandanten in dien zin te
peilen. Volkomen terecht, want iemands individualiteit te leeren
kennen vordert, zooals wij reeds betoogden, een dagelijkschen
omgang in en buiten dienst. Daarvoor hebben de afdeelings-
commandanten geene gelegenheid, en oogenschijnlijk zou men dus
gerechtigd zijn tot de veronderstelling, dat hoofdofficieren niet
naar onze inzichten, dus naar een opvoedkundig stelsel, te be-
oordeelen zijn. Bij deze redeneering gaat men echter te ver.
Immers, wanneer een pas benoemd majoor zijne bevordering
dankt aan het gunstige oordeel, hetwelk men o. m. ook over
zijne aangeboren karaktereigenschappen heeft kunnen vellen
tijdens de reeks van jaren gedurende welke hij als subaltern
officier diende, dan kan men omtrent de individualiteit van dien
majoor wel verder gerust zijn, daar deze dan reeds als zuiver
vastgesteld mag worden aangenomen, en zij derhalve niet
meer veranderen zal. Want ook dit is een van de eigen
schappen der individualiteit, dat zij zich door opvoeding en
leiding wei in krachtsuiting ten goede kan wijzigen, maar toch
in haar wezen niet kan worden aangevuld of vernietigd. Haal
bij de luitenants op te sporen en vast te stellen is het werk
van den compagniescommandant, hetwelk later, meer in ver
band met de eischen die de troepenleiding stelt, bij de kapi
teins door den korpscommandant moet worden voltooid. In
aanmerking genomen dat dus reeds een tijdvak van ongeveer
20 jaren de gelegenheid heeft gegeven tot het vaststellen dier
individualiteit, zal wel geen verder bewijs noodig zijn, dat hare