LEGERADMNISTRAT1E. Men schreef 23 April 1864, toen, in opvolging van het grond wettig voorschrift van 1848, een wet tot stand kwam, regelende de wijze van beheer en verantwoording der geldmiddelen van Nederlandsch-Indië. Den len Januari 1867 trad zij onder den naam van „Comp tabiliteitswet" in werking en heeft zich tot zelfs op den huidi- gen dag niet in een groote populariteit mogen verheugen. Reeds bij G. B. van 13 December 1867 No. 1 werd een onder zoek bevolen naar de bedenkingen, tegen de opvolging der be staande voorschriften tot uitvoering dezer wet ingebracht. Zocht men in Indië vrij algemeen de oorzaken dier gebreken in de wet zelve, en werd ook in Nederland, o.a. door Minister de Waal, deze meening gedeeld, de hoofdinspecteur van financiën Spren- ger van Eyk wist de overtuiging ingang te doen vinden, dat de uitvoeringsvoorschriften, meer nog dan de wet, oorzaken waren van de gebrekkige werking en dat, met het oog op den onhoud- baren toestand, de voorschriften het eerst herziening eischten. En zoo werd het administratief gebouw gereconstrueerd bin nen de grenzen van het aangegeven bestek en later tot in de tails voltooid. Dat men bij de detailuitvoering de bedoeling van den wetgever heeft miskend en wederom getreden is buiten het bestek, wij hebben ons tot taak gesteld dit aan te toonen vooi sommige bepalingen van de compagnies- en de korpsinstructie. Ten aanzien van het beheer en de verantwoording der Ned. Ind. geldmiddelen kent de wet twee categorieën van personen, nl. ordonnateurs en comptabelen, hierbij het schier in alle lan den gehuldigde beginsel stellende, dat een ordonnateur niet te vens mag zijn comptabele. Wij laten in het midden of dit be ginsel berust op oordeelkundige verdeeling van arbeid, dan wel op de wenschelijkheid het ambt van kasbeschikker niet te ver eenigen met dat van kashouder.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 113