733 aangehaalde artikelen, de C Ct. ten volle verantwoordelijk te blijven. In zoo'n geval kan den kwartiermeester worden ten laste ge legd, dat hij de verplichtingen als controleur van den C.Ct. niet naar behooren is nagekomen. Sommigen meenen, dat de kwartiermeester wel degelijk aan sprakelijk kan worden gesteld, omdat art. 82 C.W. spreekt van „het nalaten van de zorg waartoe zij gehouden zijn". Maar dit kan slechts van toepassing zijn, zooals in den aanvang is betoogd, wanneer de kwartiermeester medewerkt aan het tot stand komen van eene ordonnateurshandeling, zooals bij beta lingen bedoeld bij art. 39 der C. I. Dit, en niet de mogelijkheid van voorkomen, is het criterium voor de aansprakelijkheidsstelling. Evenmin kan het goed recht van overgang der aansprakelijk heid voor eene comptabele handeling worden bepleit, indien de vorm der ingediende bewijzen aan de gestelde eischen voldoet. De indiening van rekeningen aan den kwartiermeester heeft in de eerste plaats ten doel de kas van den C.Ct. aan te vullen; dat men den kwartiermeester opdraagt daarbij tevens die rekeningen voorloopig te examineeren en voor de verdere behandeling zorg te dragen, is in de gegeven omstandigheden aan den goeden gang van zaken bevorderlijk. De voorloopige examinatie zou achterwege kunnen blijven, wanneer de C.Ct. meer routine be zat en hij meer tijd kon vinden voor het voeren der administratie. En nu het voorschrift, om te voorkomen dat vorenbedoelde ingewikkelde procesorde niet behoeft te worden gevolgd. Wij lezen het in art. 6 der C. I.: „De vergoeding van schade ge schiedt zonder formaliteit (middels?) invordering van het gelds waardig bedrag op het traktement van den betrokken compagnies- „commandant, op de wijze als bij de bestaande of nader te geven „voorschriften voor die kortingen is voorgeschreven". Om uit te sluiten eene mogelijke toepassing van de art. 1365 en 1366 Burgerlijk Wetboek, verbiedt het publiekrechterlijk voor schrift in art. 30 der C. I. den C.Ct. verhaal te zoeken bij den minderen militair, die ten onrechte of te veel betaling genoot, zoo de betaling valt onder die in de art. 31 en 38 C.I. omschre ven; maar dit rechtvaardigt geenszins boven omschreven wijze van verhaal zoeken bij den C.Ct.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 117