741 den dan ook alleen de bijzondere voorrechten, als de vrijstelling van het deelnemen aan de menage en de meerdere vrijheid van beweging, geheel of gedeeltelijk en voor een bepaalden tijd ont nomen moeten worden. Zou, om nu eens niet te spreken van recht en billijkheid, een dergelijke regeling het inl. element van ons leger niet op beduiden de wijze in waarde doen stijgen Zou daardoor het gehalte van ons inl. kader, dat geheel zou bestaan uit Amboineezen of inlanders, die met Amboineezen hadden te concurreeren, niet aanmerkelijk ver beteren? Zou het niet de lust om te velde te gaan en zich als een flink soldaat te onderscheiden belangrijk doen toenemen? Zou het eindelijk niet een practische oplossing mogelijk maken van het thans zoo hopelooze vraagstuk, hoe de infanterie te helpen aan een eenvoudige en onder alle omstandigheden bruikbare organisatie Als men zich maar eerst eens heeft ingedacht in de vele voor- deelen, door de hier bepleite gelijkstelling van al onze inl. mili tairen te verkrijgen, dan zal ook de overtuiging, dat een losla ten van het bestaande stelsel van onbillijke amboineezenbevoor- rechting vermoedelijk de sterkte van dit legerelement gedurende eenigen tijd zou doen afnemen, niet al te veel gewicht in de schaal leggen. Ook de overweging, dat een onvoldoend resultaat der werving van Amboineezen vermoedelijk te verhelpen zoude zijn door een tijdelijke geringe verhooging van de engagements premie, komt hierbij in aanmerking. De kans van slagen is zeker groot genoeg om een proefneming aan te durven, waar zoo veel te winnen is. Eerst als bewezen is, dat geen 40 a 50% onzer niet-Eur. solda ten in aanmerking komt voor eene onderscheiding als een in't ge vecht betrouwbaar soldaat, zou het noodig worden de in vrije con currentie meest bruikbaar gebleken elementen in hun geheel zoo danig te bevoordeelen, dat de toeloop tot de grootst mogelijke hoogte wordt opgevoerd. In verband met de rechten der reeds in het leger dienende Am boineezen, zou de nieuwe regeling een tijdlang een eenigszins twee- slachtigen toestand doen ontstaan. Kan echter bepaald worden, dat alleen op de nieuwe voorwaarden een reëngagement mag worden aangegaan, wat voor een goed deel zal afhangen van de Dl. II 1904. 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 125