756
Op afstanden van 800 M. en daarbeneden de artillerie te be
zigen staat gelijk met eene volkomen opoffering van het wapen.
Evenmin als men cavalerie op doorsneden terrein een aanval
laat doen op in stelliug staande infanterie of artillerie, even
min mag gevergd worden, dat de artillerie nog in staat zal zijn
met kans op succes op 800 M. en kleinere afstanden in stelling
te komen, al beweegt zij zich ook bij den opmarsch in bedekt
terrein.
Yooral moet de artilleriecommandant zich er op toeleggen,
zijne batterijen daar op te stellen, van waar eene enfileerende of
ten minste eene écharpeerende richting aan het artillerievuur
kan worden gegeven. Niet alleen zal de werking van het vuur
daardoor grooter worden, maar bovendien zal het dan meerma
len mogelijk zijn op afstanden grooter dan 1000 M. in bat
terij te komen, waardoor de verliezen zeer zullen verminderen.
Geheel anders wordt de toestand, wanneer men artillerie te
genover zich heeft. Is de tegenpartij bekend met de aanwezig
heid van onze troepen in het bedekte terrein en is zij er in ge
slaagd vroeger dan wij in stelling te komen met hare artillerie,
dan zal het bedekte terrein, waarin wij ons nog bevinden, zoo
danig met projectielen worden bedekt, dat de grootste verliezen
daarvan het gevolg zullen zijn.
Den 18en Augustus, des avonds omstreeks 7 uur, werd het
uiterst vermoeide IXe Duitsche korps door de Fransche stel
lingen bij Amanvillers vastgehouden. Een deel van het 3e Fran
sche legerkorps, gesteund door twee mitrailleurs, had het bosch
tusschen Chantrenne en la Folie bezet en weerstond daar met
glans alle aanvallen. De Duitschers brachten daarop acht bat
terijen tegen het bosch in stelling, nabij twee andere batterijen,
die daarop het vuur reeds hadden geopend. Het vuur kostte twee-
honderd granaten, maar de Franschen waren dan ook verdreven.
In stelling komen tegenover artillerie, die reeds in stelling
staat, is op afstanden beneden 3000 M. onmogelijk, als het ter
rein de beweging niet maskeert. Ten einde te kunnen vuren,
moet de artillerie bijna onmiddellijk in den rand van het begroei
de terrein of geheel daarbuiten opgesteld wordenvan gezichts
dekking is derhalve weinig sprake, wanneer de vlakte, die twee
bedekte gedeelten van het terrein scheidt, klein is. Bij afwezig-