769 welke dezen troepen aankleefden, oorzaak waren, dat bij Gou vernementsbesluit van 22 Maart 1882 de compagnieën artil lerie en cavalerie van de barisan van Bangkalan en Soemenep werden opgeheven, terwijl dit ook geschiedde met de pioniers van Bangkalan, de afdeeling piekeniers te Soemenep en de halve compagnie artillerie van Pamekasan, welke toen feitelijk reeds waren ontbonden. Voorts werd algeheele afschaffing in het voor uitzicht gesteld van de korpsen barisan te Bangkalan en Soe menep en ook van dat te Pamekasan, welk laatste sinds 1865, toen aldaar het Ned. Ind. Gouvernement voor het vorstenbestuur in de plaats trad, gouvernementsbarisan was geworden. In 1888 en 1885, toen respectievelijk ook Soemenep en Bang kalan onder rechtstreeksch bestuur werden gebracht, gingen ook de korpsen barisan aldaar in gouvernementsdienst over. De sterkte bedroeg destijds voor Bangkalan en voor Soemenep 1 bataljon en voor Pamekasan x/2 bataljon infanterie. De toestand bij de korpsen werd sedert gaandeweg beter. De nieuw aangeworven manschappen kregen, in stede van de sawahs welke zij tijdens het vorstenbestuur in bruikleen ont vingen, een vast maandelijksch traktement benevens een toelage van 10 duiten daags, als zij voor dienst uitkwamen; de trak tementen van de officieren bedroegen f 60, f 40, en f 85 's maands, respectievelijk voor kapitein, le en 2e luitenant, ter wijl ook aan hen eene gelijke toelage daags als aan de man schappen werd toegekend indien zij dienst deden; ten opzichte van de kleeding werden zoowel voor officieren als minderen betere maatregelen getroffen, terwijl eindelijk een geneesheer voorde behandeling van de zieke militairen werd aangewezen. Bevredi gend werd de toestand echter eerst, nadat in 1891 de reorganisatie van alle korpsen van Madoera haar beslag had gekregen, als ge volg waarvan het peil dezer troepen aanmerkelijk werd verhoogd. De minderen krijgen nu een vast maandelijksch traktement van f 4 voor een barisan, f 6 voor een korporaal, f 8 voor een ser geant of fourier, f 10 voor een sergeant-majoor en 20 voor een adjudant-onderofficier, benevens zoogenaamde belandja, indien zij voor dienst uitkomen. Deze belandja bedraagt voor de onderof-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 153