812 land had den sultan van Atjeh den oorlog verklaard en Buijs behoorde onder de 70 officieren van het Nederlandsche leger, die voor den tijd van twee jaren de Indische armee gingen versterken. Den 7en Augustus 1873 te Batavia ontscheept, is Buijs weldra op Atjeh, maakt hij de tweede expeditie, nog in datzelfde jaar tegen dat Rijk aangevangen, geheel mede en blijft hij tot October 1874 op het oorlogsterrein, toen ziekte hem dwong op Java herstel te zoeken. Buijs had zich al dadelijk te Atjeh doen kennen als een goed veldsoldaat, en de niet spoedig uit de stijve militaire plooi gera kende kolonel Pel, die in het geven van lof maar zeer sober was, de militaire bevelhebber in die dagen van de op Atjeh achter gebleven krijgsmacht, schreef dan ook aan Buijs, dat het hem, bevelhebber, leed deed, door omstandigheden genoodzaakt te zijn, hem—Buijs—te laten vertrekken, zonder hem persoonlijk een af scheidsgroet te kunnen brengen, en voorts, dat hij hem zijnen dank betuigde voor de door hem bij het leger te velde bewezen, zeer geapprecieerde goede diensten. Buijs diende vervolgens een klein jaar bij het 4e veldbataljon op. Java, vroeg inmiddels verlenging van zijn detacheeringster- mijn en toog in October 1875 andermaal naar Atjeh. Welke uitnemende militaire diensten Buijs in zijn tweede Atjeh-periode bewees, werd door ons reeds medegedeeld in het op stel, getiteld: „Front naar den vijand," voorkomende in nummer 12, jaargang 1895, van den Militairen Spectator. In dat opstel staat in substantie vermeld, hoe doortastend de le luitenant Buijs, aan het hoofd zijner Javaansche com pagnie, ten hal ven lijve door een moeras wadend, Boekit-Daroe hielp vermeesteren, in welk eene benarde positie op'4 Maart 1876 de van Kajoe-Leh naar Longbatah marcheerende patrouille Buijs zich door den vijand heensloeg, en voorts dat majoor Me- kern omtrent Buijs, die naar 's generaal Pel's appreciatie wel voor twee kapiteins kon gelden, rapporteerde, dat Buijs, altijd vooraan, als eerste in de vijandelijke versterking kwam. De 2-jarige detacheeringstermijn was inmiddels reeds over schreden en Buijs moest dus naar Nederland terug, alwaar hij 20 Mei 1876 voet aan wal zette.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 196