OVER BEVORDERING VAN OFFICIEREN BIJ DE NEDER-
LANDSCH-INDISCIIE LANDMACHT.
In algemeenen zin bestaat het bevorderen van officieren in
het hun toekennen van den rang, onmiddellijk staande boven dien,
welken zij op dat oogenblik bekleeden. Door bevordering wordt
dus aan den officier een hooger commando gegeven, wat in den
regel, althans bij troepenofficieren, gepaard gaat met het hem
ter vorming en leiding toevertrouwen van een grooter aantal
officieren en minderen.
De wijze, waarop de bevordering van officieren is geregeld,
kan derhalve geacht worden voor elk leger' van het hoogste be
lang te zijn; zij beheerscht voor een groot deel den geest in het
officierskorps en is dus van onmiddellijken invloed op de wijze van
dienen der officieren, alsmede op het resultaat daarvan, de dienst-
opvatting, de geoefendheid en de discipline der ondergeschikten.
Moet in het algemeen de kracht van een leger meer gezocht
worden in de innerlijke waarde zijner bestanddeelen dan in zijne
getalsterkte, zeer zeker geldt dit in de eerste plaats voor het
Indische leger, waaraan eene taak is opgedragen, die, zoo de kern
van dat leger niet goed was, weldra zou blijken te zwaar te
zijn. En die kern wordt in hoofdzaak gevormd door het korps
officieren, dat, belast met de opleiding en vorming der minde
ren, dezen in zekere mate den gèest mededeelt, die het zelf bezielt.
Fouten in de uitrusting, de bewapening en in de overige voor
de waarde van een leger meest gewichtige factoren kunnen
gewoonlijk in weinige jaren hersteld worden, wanneer slechts
goede wil en geld voorhanden zijn; fouten in de regeling der
bevordering van de officieren echter zijn nog na tientallen van
jaren in hare gevolgen merkbaar. Daarom is eene zorgvuldige
keuze van de bepalingen die op de bevordering invloed uitoe
fenen, en een te voren nauwgezet overwegen van hetgeen de
gevolgen daarvan kunnen zijn ten zeerste noodig.
Dl. II, 1904. 56