828 Als grondregel voor ieder stelsel van bevordering behoort in elk geval te worden voorop gesteld, slechts die officieren tot een hoogeren rang toe te laten, die in alle opzichten, dus zoowel wat betreft hunne bekwaamheid als hun karakter en hunne li chamelijke gesteldheid, volkomen berekend zijn voor de taak, die hun in den naasthoogeren rang kan worden opgelegd. Hierbij dient echter al wat naar onbillijkheid of onrechtvaardigheid zweemt zorgvuldig te worden vermeden. Waardeverschillende betrekkingen niet in goede handen zijn loopt de innerlijke waarde van het leger zelf gevaar, terwijl onbillijkheid en onrechtvaar digheid een geest van ontevredenheid kweeken, die minstens even nadeelig werkt. Eindelijk dient het toe te passen stelsel van bevordering, in verband met de formatie van het officierskorps, rekening te hou den met den eisch, dat de verschillende rangen bereikt moeten kunnen worden op zoodanigen leeftijd, dat de voor eene richtige opvatting van de taak benoodigde energie en opgewektheid nog niet zijn verloren gegaan. Sinds vele tientallen van jaren wordt bij het Indische leger een stelsel van bevordering toegepast, bekend staande onder den naam van „gelouterd ancienniteitsstelsel". Zooals de naam reeds aangeeft beoogt dit stelsel bevordering volgens anciënniteit, d.i. naar ouderdom van rang, echter zoodanig toegepast, dat, bij het openvallen van eene plaats in eenigen. rang, overwogen wordt of de oudste in den naastlageren rang, op grond van de over hem door zijne chefs uitgebrachte beoordeelingen, al dan niet voor bevordering in aanmerking kan worden gebracht. Luidt dit oordeel gunstig, zoo wordt hij bevorderd; in het tegenover gestelde geval wordt hij niet bevorderd en de geschiktheid van den in de ranglijst onmiddellijk op hem volgenden officier op gelijke wijze onderzocht, en deze weder dientengevolge al of niet bevorderd, enz. De niet voor bevordering in aanmerking komen den worden dan zoogenaamd „gepasseerd". Mag eenerzijds uit het feit, dat gedurende eene zoo lange reeks van jaren de behoefte aan verandering van bevorderingsstelsel zich niet ernstig deed gevoelen, worden afgeleid dat het bestaan de vrij goed voldeed, aan de andere zijde is het van algemeene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 214