831
van officieren voor den hoogeren rang weinig sprake was, zoodat
ten slotte de oefening en zelfs de krijgstucht in het leger veel
te wenschen overlieten. Het behoeft wel geen betoog, dat toepas
sing van een dergelijk stelsel bij het Indische leger onmogelijk
is. Afgezien nog van het feit, dat de aan dit stelsel verbonden
nadeelen voor ons van overwegend belang zijn, is het aantal ge
fortuneerde officieren in het Indische leger zoo bijster gering, dat
het alleen daarom reeds buiten beschouwing moet blijven.
Wat nu betreft de beide hoofdstelsels, „anciënniteit" en „keu
ze", moet er al dadelijk de aandacht op gevestigd worden, dat eene
zuivere toepassing van beide stelsels onmogelijk is. Bij beide moet
i aan den boven voorop gestelden grondregel worden vastgehou
den, nl. geen officier tot den hoogeren rang te bevorderen, die
niet getoond heeft volkomen geschikt te zijn voor de vervulling
van de hem daarin wachtende taak. Bij het keuzestelsel dient
bovendien de keuze beperkt te worden tot het oudste gedeelte
van de officieren in eiken rang. Yoor het overige is het ken
merkend onderscheid tusschen beide stelsels daarin gelegen, dat
bij het ancienniteitsstelsel de voor den hoogeren rang geschikt ge
oordeelde officieren, bij het openvallen van plaatsen in dien rang,
naar ouderdom van rang bevorderd worden, terwijl bij het keuze
stelsel uit een zeker aantal der oudste officieren van eiken rang,
die voor den hoogeren rang geschikt geoordeeld zijn, slechts de
meest geschikten voor bevordering in aanmerking komen.
Beide stelsels zijn geruimen tijd in verschillende legers in ge
bruik geweest en nog in gebruik, gewoonlijk echter zoodanig
tot één geheel vereenigd, dat het eene stelsel dienen moet om
de leemten in het andere aan te vullen. Tot datzelfde doel die-
f nen in den regel ook eene reeks van bepalingen, die werden
vastgesteld naarmate zij in de practijk noodig bleken. Met het
overnemen van dergelijke bepalingen, al zijn zij in andere legers
proefhoudend gebleken, moet men echter uiterst voorzichtig zijn,
daar zij veelal verband houden met de formatie en de wijze van
aanvullen van het officierskorps.
Alvorens tot eene vergelijkende beschouwing van beide hoofd
stelsels over te gaan, worden hieronder zoo beknopt mogelijk de
belangrijkste bepalingen weergegeven, die in de voornaamste
legers in zake bevordering geldende zijn, opdat men zich eenig