843
De bevordering tot generaal-majoor en hooger geschiedt twee
maal 'sjaars, nl. op den verjaardag van den Czaar en met Pa-
schen, en heeft gedeeltelijk volgens anciënniteit en gedeeltelijk
bij keuze plaats. Om voor bevordering naar anciënniteit in aan
merking te kunnen komen, moet de kolonel 8 jaar als zoodanig
gediend hebben.
IX. In Japan heeft de bevordering der subalterne officieren
divisiesgewijze en die der hoofdofficieren en stafofficieren wa-
pensgewijze plaats. Officieren van de gendarmerie en van de
koloniale troepen (Jeddo) maken bevordering bij hun korps.
De bevordering tot le luitenant geschiedt voor 2/3 volgens
anciënniteit en voor 1/3 naar keuze, tot kapitein voor de helft
volgens anciënniteit en voor de andere helft naar keuze. Tot
majoor en hooger wordt slechts bij keuze bevorderd.
De in 1903 vastgestelde leeftijdsgrenzen bedragen voor gene
raals 65, voor luitenant-generaals 62, voor generaal-majoors 58,
voor kolonels 55, voor luitenant-kolonels 53, voor majoors 50,
voor kapiteins 48 en voor le luitenants 45 jaar.
Thans dienen de officieren ongeveer 2J jaar als 2e luitenant,
3 jaar als le luitenant, 7 a 8 jaar als kapitein, 6 a 7 jaar als
majoor, 2 a 3 jaar als luitenant-kolonel, 2 a 3 jaar als kolonel
en 5 a 6 jaar als generaal-majoor.
Zooals boven reeds met een enkel woord werd opgemerkt, kan
een zuiver ancienniteitsstelsel nimmer voor toepassing in aan
merking komen, evenmin als een keuzestelsel zonder eenige
beperking bestaanbaar is. In het eerste geval toch, wanneer
een ieder op zijn beurt bevordering zou moeten maken, zou het
officierskorps al spoedig op een zeer lagen trap van ontwikkeling
staan, en de promotie tot in het oneindige vertraagd worden.
Men zou, daar elke prikkel tot studie ontbreekt, en slechts ge
leerd moet worden geduld te oefenen, in de hoogste rangen uit
sluitend oude, afgeleefde en grootendeels onbekwame officieren
aantreffen. In het tweede geval, bij eene onbeperkte keuze, zou
de willekeur hoogtij vieren en het aantal miskenningen, onbil
lijkheden en dergelijke, met de nadeelige gevolgen van dien, tot
een bedenkelijke hoogte stijgen. In het hieronder volgende zal
Dl. II, 1904. 57