874 stelling in het algemeen front naar het Z. O. en wordt deze dus nu in front door 4 (Garde, 6e, 7e en 9e), op de linkerflank door 2 (2e en 12e) en op de rechterflank door 3 (le, 3e en 4e) divi- siën bedreigd. (Zie verder de ordres de bataille der beide legers.) Het leger voor Port-Arthur zelf ging intusschen voort met zich meer en meer naar het Zuiden te verplaatsen. 6 Juni ging een beschieting van Port-Arthur gepaard met een aanval van de landzijde. Van 7 tot 11 Juni hadden herhaaldelijk aanvallen van de land zijde plaats, welke echter alle door de Russen werden afgeslagen. Operatim der vloot. Ten koste van de vroeger genoemde verliezen 1) slaagde ad miraal Togo er in het vaarwater bij Talienwan zoover van mij nen te zuiveren, dat de vaart weder geopend kon worden. Bij de opruiming vonden de Japanners twee gezonken schepen, waarvan een waarschijnlijk de Boyarin was. Dalny werd nu tot station voor de vloot vóór Port-Arthur gekozen en van hieruit de haven van die stad bewaakt. 29 Mei liep een torpedojager op een rots en verging; de bemanning weid gered. In den nacht van 6 op 7 Juni deden vier kanon- neerbooten een verkenning en kwamen daarbij onder het vuur der forten; één der kanonneerbooten werd acht maal getroffen; volgens de Japanners beliep die boot „eenige schade", werden 2 man gewond en één gedood. In den nacht van den 13en legden de Japanners opnieuw mij nen in den ingang van de haven van Port-Arthur; hun trans portschip Taihoka Maroe liep daarbij zelf op een mijn, ten ge volge waarvan 19 man werden gedood en 9 gewond; het schip zelf beliep weinig schade. Overigens werd door het Port-Arthur-eskader der Japanners weinig ondernomen. Wellicht behoorde het eskader van 9 sche pen, dat van af 7 Juni eenige dagen achtereen de spoorlijn ten Z. van Kaiping beschoot, tot de vloot vóór Port-Arthur. Naai de Japanners gelooven, werd den Russen door deze beschieting aanzienlijke schade berokkend, werden treinen, die in Z. richting 1) Het verlies van de Yaschima is sedert bevestigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 260