880 de oefeningen in laatstgenoemde vuursoort gewijzigd te worden, als volgt: „op de viermansschijf10 (15) patronenvuren," onverschillig in één of meerdere minuten. De vermoeidheid van den linkerarm zal oorzaak zijn, dat er niet te veel tijd voor genomen wordt, en men heeft dan ten min ste de zekerheid, dat er gericht zal worden. Thans is dat veelal niet het geval. Het tegenwoordige „snel vuren" maakt acht van de tien mensc'nen zenuwachtig en doet hen ongerichte schoten afgeven, hetgeen op het oefeningsterrein nooit mag voorkomen. De vereischte vaardigheid in het snel schieten kan men den man voldoende bijbrengen door hem veelvuldig de lading en den aanslag te laten uitvoeren. 1) Men behoeft niet angstig te zijn om den schutter los te laten, hem te bevrijden van de banden der vuurleiding, indien men hem steeds heeft ingeprent, en wel zoodanig dat hij dit zelfs in de opwinding van den strijd niet vergeet: Schiet nietindien ge niet raken kunt." Dit is iets anders dan„Schiet niet, als ge het doel niet ziet" 74 S.Y.S., 41 en 61 aanhangsel), wanneer men ten minste onder doelen, vijandelijke schutters verstaat. In onze Indische terreinen zal men, zelfs binnen 400 meter, niets kunnen waarnemen van een uit een begroeiden rand op ons vurende afdeeling, en toch dient dan te worden terugge- gevuurd, ook indien de zucht naar zelfbehoud de manschappen daartoe niet reeds lang had gebracht. (Trouwens, 188 E. R. zegtdan vuurt ieder tirailleur op een gedeelte der vijandelijke stelling of op een tegenstander.) Hoewel men de doelen niet ziet, bestaat er kans op treffen als men op den onderkant van den rand richt. Bovendien zullen de dicht bij de vijandelijke schutters invallende kogels, ook zon der hen te treffen, hunne uitwerking niet missen. Grooter indruk nog dan de intredende verliezen maakt het onophoudelijk hooren en zien der vlak langs ons gaande en bij ons inslaande projectielen. 1) Dit is nog lang niet de oefening, die vereischt wordt om den man in den strijd den goeden aanslag machinaal te doen verrichten. Het ware wenschelijk, dat de greep van ons geweer niet een glad, maar een rmv (ge ribd) oppervlak had, om het in den schouder drukken van het wapen met de door zweet zeer vochtige rechterhand te vergemakkelijken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 266