893
de organisatie van de infanterieveldcompagnie thans (d. i. sedert
1893) berust en waarvan de wetenschap grootendeels niet is ge
legen binnen het bereik van allen. Juist om deze laatste reden
acht ik het gewenscht, die gegevens in ruimen kring bekend te
maken. Ik geef ze zonder critiek mijnerzijds.
Het kleinste infanteriecommando is de groep, sterk 16 fuseliers,
onder bevel van een Europeesch sergeant. Als reserve-groeps
commandant treedt op bij de niet-Europeesche groepen de niet-
Europeesche sergeant, bij de Europeesche groepende Europeesche
korporaal. De niet-Europeesche korporaal vervult geen functie.
Men heeft gemeend dezen gegradueerde te moeten behouden bij
de in 1893 ingevoerde reorganisatie, omdat men een tusschen-
schakel noodig achtte tusschen den niet-Eur. sergeant en den
niet-Eur. fuselier. Hij dient als „voorganger in bet gevecht"
van de groep.
De compagnie is samengesteld uit 8 groepen. Deze zijn 2 aan
2 vereenigd tot sectiën, waarvan er 3 geplaatst zijn onder bevel
van luitenants, de 4e onder den sergeant-majoor der compagnie.
Deze laatste is tevens administrateur en wordt daarin bijgestaan
door den fourier.
De compagnie wordt aangevoerd door een kapitein, terwijl
daarbij nog zijn ingedeeld 2 tamboers en 1 hoornblazer.
De compagnie moet dus sterk zijn aan
minderen
sergeanten-majoor
fouriers
Eur. sergeanten
Niet-Eur. sergeanten
Eur. korporaals
Niet-Eur. korporaals
Tamboers en hoornblazers
Fuseliers
Totaal.
Ten einde van het totaal aantal minderen bij de comp. een
afgerond getal te maken, werd de sterkte der Ned. Indische
veldcomp. vastgesteld op 150 minderen en werd daarom het aan
tal fuseliers met 1 vermeerderd.
Zooals uit bet artikel van den heer K. blijkt, vallen om ver-
Eur. comp.
Niet-Eur.
comp.
1
8
1
8
8
I co co
128
120
149
149
i
i
CO 00