895
de oorlogsformatie, 3 gegradueerden en wel van den laagsten
graad. Dus telt de vredesformatie der Eur. comp. 3 Europeesche,
die der niet-Eur. comp. 3 niet-Europeesche korporaals meer dan
volgens de oorlogsformatie noodig zoude zijn.
Bij het bepalen van de formatie der depotbataljons is defor
matie aan recruten gevonden door gebruikmaking der reeds door
S (X) oib
mij vermelde formule x X ttv waarin S de sterkte
J 100 12
bij de legerformatie, a het jaarlijksch verliesprocent, b de
africhtingstijd in maanden beduidt, zoodat de berekening van xhet
gevraagd aantal recruten oplevert. De factoren S en a blijven niet
gelijk. Bij iedere, hetzij definitieve, hetzij tijdelijke formatiewijzi
ging ondergaat S verandering, zoodat eigenlijk bij elke formatie
wijziging der infanterie ook de formatie aan recruten wijziging-
moet ondergaan. Dit geschiedt echter niet en m.i. is het daaraan
te danken, dat de werving niet steeds kan blijven opengesteld.
De wijzigingen, welke de factor a ondergaat, mogen echter slechts
invloed uitoefenen, indien uit een statistische berekening blijkt
dat de verandering stationnair is Een wat de verliezen aan
gaat bijzonder gunstig jaar kan het gevolg hebben dat een over
compleet ontstaat, hetgeen echter vanzelf weder insmelt als
bijzonder ongunstige jaren intreden. Vergelijk bv. de verlies,
procenten der Amboineezen in de jaren vóór en tijdens de Djam-
bi-expeditie.
Bij de vaststelling der formatie onzer tegenwoordige depot
bataljons bedroegen de factoren:
Eur.
Amb.
Inl.
a 18.3
10
14
b 5
9
9
x 720
210
1540
Ten slotte nog de mededeeling, dat het gemiddeld verlies
procent (factor a) is berekend naar de gemiddelde sterkte over
25 jaren (1865 1890), in verband met de in dat tijdsverloop noo
dig geweest zijnde aanvulling. Gewijzigde hygiënische toestan
den zullen de voor de bepaling der formatie van 1893 aangeno
men verliescijfers vermoedelijk eenigszins hebben doen dalen.
Sedert de invoering van meer vereenvoudigde voorschriften onder-