898
diend bij de honderden guldens, welke hij al in zijn zak voelt
branden.
In zijn ontstemdheid vergeet B. den soldaat op de plaats te
laten rusten en dus begint deze reeds aan het einde der eerste
bladzijde de positie te verknoeien, zooals hem trouwens bij vele
gelegenheden wordt geleerd.
Op een knik van het luitenantshoofd ratelt het orgaan van den
onderofficier af: „elk militair zonder onderscheid van rang
Droog heeft socialistische neigingen en hij vindt dezen aan
hef niet kwaad, maar dan volgen er dingen, die hem absoluut
geen belang inboezemende executiekogels vliegen hem om de
ooren, hij zou onder het gewicht der stroppen bezwijken, als
de heele geschiedenis hem niet zoo ijselijk koud liet:
„Mijn'n zorg", denkt Droog, „d'er is geld .in 't geweer, wat
„l...lt die vent van vóór den vijandwie hèt er 'n vijand, als
„ie honderd pegels in de ballen van z'n hand voelt. Yan middag
„gaan ik naar Soerabaia met 8 dagen, kleê me in burger in
„de kampong bij dien gegageerde met het ridder, die laatst'n
■„pakejan van me geruild hèt tegen'n vierkanten pot en als we
„van avond goed vet benne, dan gaane we rijen in 'n kosong
„met moentji".—
„Met den dood of anderszins naar omstandigheden gestraft
worden, afgeloopen luit", zegt de sergeant-majoor in één adem,
bijna buiten adem.
De officier schrikt op: hij was aan het tennissen met het
logeetje van den assistent-resident.
Als hij thuis ligt in zijn luierstoel met een sigaar in den mond,
doet een rookkringetje hem denken aan den strop en aan de
krijgsartikelen: „zou Droog nog onder den indruk er van zijn,
of zou die d'er in z'n verlof 'n lolletje van maken? Was die
voorlezing feitelijk wel noodig? Barré ontkent dit stellig in het
eerste gedeelte van zijn „militair strafrecht". Waarom is dan
in het nieuwe reglement op den inwendigen dienst, dat van
zooveel liberaler opvatting getuigt, de laatste alinea van art. 101
nog opgenomen, terwijl zooveel andere ouwe rommel is over
boord gesmeten?
D. Gr.