902 tijdelijken maatregel te bepalen, dat aan officieren, die, deelnemende aan manoeuvres en andere oefeningen, langer dan 24 uren buiten bun gar nizoen moeten vertoeven, een toelage van 1.50 per dag wordt toege kend, ter tegemoetkoming in de meerdere kosten, verbonden aan een tijdelijke afwezigheid uit het garnizoen. Eaadpleegt men echter de punten 30, 31 en 32 van afdeeling D van tarief 15, zooals dit tarief bij Qouv. Besluit van 4 Januari 1904, no. 8, (A. O. No. 10 van 1904) gewijzigd is, dan blijkt, dat aan de officieren, die deelnemen aan werkdadige oefeningen met geschut te Batoe-Djadjar of Babakan, de officieren der artillerie, die deelnemen aan zulke oefe ningen te Fort de Koek en de officieren der genietroepen, die ten behoeve van de practische oefeningen van hun korps langer dan 24 uren buiten hun garnizoen moeten vertoeven, een toelage van f 2 50 per dag wordt toegekend, als tegemoetkoming in hun voeding. Daar de redactie van de alg. order no. 88 van 1903 en die van punt 32 van tarief 15 niet kenmerkend van elkander verschillen, behoeft men slechts even na to denken om te komen tot de slotsom, dat de officieren der genietroepen, die in een gewoon garnizoen met hun korps uitrukken, voor elke 24 uren die zij buiten het garnizoen moeten vertoeven eene toelage ontvangen van f 2.50, terwijl deze toelage voor de officieren der artillerie, cavalerie en infanterie, in 't zelfde geval verkeerende, slechts f 1.50 bedraagt. De onbillijkheid van eene dergelijke regeling zal een ieder terstond inzien. Neemt men daarbij in aanmerking, dat eene toelage van f 1.50 per dag geheel onvoldoende is om daaruit de onkosten te bestrijden, welke de meerdaagsche oefeningen voor de daaraan deelnemende officieren met zich medebrengen, dan staat slechts één weg open om deze onbil lijkheid te doen ophouden, nl. door in punt 32 van afdeeling D van tarief no. 15 de woorden der genietroepen''' te schrappen en dus eene toelage van f 2.50 per dag toe te kennen aan alle officieren, die, deelnemende aan manoeuvres en andere practische oefeningen, daartoe langer dan 24 uur buiten hun garnizoen moeten vertoeven. De bepalingen opgenomen in de punten 30 en 31 van meergenoemd tarief zouden dan kunnen ver vallen, terwijl tevens het G. B. van 27 Mei 1903, No. 22 (A. O. No. 88 van 1903) buiten werking gesteld zou moeten worden. In het belang van alle daarbij betrokken officieren is het noodig, dat spoedig tot den voorgestelden maatregel worde overgegaan. Bovendien verkrijgt men daardoor een waarborg te meer, dat de zoo nuttige meer daagsche oefeningen steeds met lust en belangstelling zullen worden bijgewoond. R.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 288