V AKI
Over de geboorte van een uniformjas met raam.
In de commissie zaten een Estheticus en een Practicus, kleine tengere
lieden met een vreemd on-Hollandsch uiterlijk, benevens een financier en
een kleermaker, beiden typen van ietwat stupide, stijfkoppige „Dutchmen."
De kleermaker was voorzitter.
„Mijneheeren", begon hij met 'n zeker „Haegsche grach" accent, „mijne
heeren, de vorm van de jas'n attila?"
Estheticus dacht aan de blauwe huzaren en knikte welwillend.
Practicus gaf na wat aarzeling toe.
De Financier keek onverschillig.
„De uitmonstering", vervolgde de voorzitter, geel of oranje
„Leelijk", zei Estheticus.
„Gauw vuil", verklaarde Practicus.
„Wat kost 't", vroeg de Financier.
„Zeer weinig", zei de kleermaker beleefd tot laatstgenoemde, en tot de
beide anderen met iets bestraffends in zijn blik„het is de kleur van ons
Vorstenhuis, mijneheeren
Zijn stem had iets plechtigs; hij dacht aan z'n peperdure uniformen
van ordonnance-oificieren en hofmaarschalken.
Schoonheidszin en Practijk zwegen.
„De wijze van uitmonstering", informeerde de kleermaker verder„langs
den kraag twee biezen, op den rug de gewone koorden, eindigend in een
rechthoek, van voren twee biezen op de borst" Estheticus kreunde;
Practijk wond zich op „en een bies van af den kraag langs de schou
ders, naar beneden tot de panden, langs de panden
„Een raamgilde opeens Estheticus, in heftige opgewondenheid van zijn
stoel opspringend.
„Een raam brulde Practicus en zijne heldere oogen schitterden van
Verontwaardiging: „een raam! het is te veel, al te veel van dien dwazen,
dommen opschik, van dien afgrijselijken maskeraderommel.
De Financier vroeg wat het kostte.
„Voor het Rijk zeer weinig", zei de voorzitter beleefd, en tot de ande
ren met weer iets plechtigs in z'n stem en iets bestraffends in z'n blik
het is „de kleur van ons dierbaar Vorstenhuis", mijne heeren! hoe kan
een officier te veel van die geliefde kleuren dragen?
Dl. II, 1904. 61