647
Doch het jaar '86, hetzelfde waarin Hebler bovenstaande uit
spraak deed betreffende het zwarte kruit, bracht Europa op dit
gebied een groote verrassing.
Het oude mengkruit voldeed eigenlijk niet zoo goed meer na
invoering van achterladers met hun geheel afsluitende projectie
len. De onregelmatige, stootsgewijze werking van dat kruit op
het projectiel was niet bevorderlijk voor een gelijkmatige Y0.
Vandaar dat reeds sinds eenigen tijd werd gezocht naar verbete
ring door wijziging in samenstelling met zorgvuldig uitgezochte
grondstoffen. De wensch, de ballistische eigenschappen op te
voeren, moest ook leiden tot het zoeken naar een drijfmiddel, dat
bij gelijk of geringer volume grooter en gelijkmatiger vermogen
kon ontwikkelen, zonder verbrijzelend te werken.
In Frankrijk slaagde men het eerst in deze richting. Het
Vieille-kruit gaf met een lading van 2.7 G-. aan het 15 G. (dus
5.5 maal zoo) zware projectiel van het 8 m.M. geweer een V25
van 610 M. Dat rijk ging tot een nieuwe bewapening over en
was de eerste groote mogendheid, die hare infanterie uitrustte
met een kleinstkaliber repeteergeweer met rookzwak kruit. Het
kaliber bedraagt 8 m.M.; de patroon weegt 29 G.; de man
draagt 112 p. bij zich; de repeteerinrichting werkt met buis
magazijn onder den loop.
Met het kaliber was men dus nog niet gegaan tot wat men
meende het minimum te zijn, nl. 7.5 m.M.ook had men aan
de patroon zelve niet de hoogste eischen gesteld, daar de metaal
belasting nog geen 0.29 haalde; terwijl, eindelijk, de geheelere
peteerinrichting niet op de hoogte van den tijd stond en blijkbaar
tot herhaalde stoornissen in het schieten aanleiding gaf, daar men
in de voorschriften op dergelijke storende oorzaken wees. Toch
had Frankrijk toen ontegenzeggelijk de beste infanterie-bewape-
ning van Europa, zeer zeker in ballistisch opzicht.
Vooral het eigenaardige verschijnsel van geringe rookontwikke
ling moest in hooge mate bijdragen tot de mogelijkheid op gron
dige aanwending van het snellere vuur met grooter kans op rij
kelijke uitwerking.
Het kon dan ook niet uitblijven of de andere mogendheden
moesten eveneens de richting uit van het kleinste kaliber en
van rookzwak kruit, niettegenstaande de kostbare verwapening
Dl. II 1904. 44