930 •-eerste geval heeft hij de zekerheid bevorderd te worden, zoodra hij naar ouderdom van rang daardoor aan de beurt komt, in het laatste geval wordt hem medegedeeld welke zijne tekortkomingen zijn, zoodat hij daarmee bij zijne verdere eigen opleiding reke ning houden, of, indien hij meent onjuist beoordeeld te zijn, zich rechtvaardigen en zijne vermeende geschiktheid bewijzen kan. Is deze wijze van handelen voor den betrokkene al zeer bil lijk te achten, zij heeft bovendien het voordeel, dat onrechtmatig of lichtvaardig uitgebrachte ongunstige beoordeelingen tot een minimum worden teruggebracht. Immers, hoewel de meeste beoordeelaars niet dan met den meesten ernst, en na alles rijpelijk overwogen te hebben, hun oordeel zullen uitspreken, blijft het mogelijk dat zij zich ver gissen, hetgeen dan door den beoordeelde in zijn memorie van rechtvaardiging kan worden aangetoond en tot eene wijziging van de beoordeeling voeren, terwijl de enkele moreel minder hoog staande chef door dit recht van reclame ook wel genoodzaakt wordt een ongunstig oordeel slechts op zeer goede gronden neer te schrijven, daar hij anders kans loopt, op voor hem minder aangename wijze, ter verantwoording te worden geroepen. Voor een te gunstig oordeel behoedt die regel echter niet, en het blijft dus mogelijk dat chefs, die zich als beoordeelaars zwak voelen of zich weinig moeite hebben gegeven hunne onderge schikte officieren te leeren kennen, gemakshalve een gunstig oordeel uitspreken, al zijn ze niet volkomen van de juistheid daarvan overtuigd. Bij het keuzestelsel is het echter in dit opzicht eer slechter dan beter gesteld, aannemende dat daarbij betreffende geheimhou ding van beoordeelingen de bestaande bepalingen behouden bleven. Daar wordt door den weinig zelfstandigen chef ook, ter voorkoming van soesah, licht een te gunstig oordeel uitgesproken, echter met de toelichting aan de hoogere chefs, dat de beoordeelde, hoewel voor den hoogeren rang geschikt geoordeeld, niet geacht kan worden voor eene bevordering bij keuze in aanmerking te ko men. Op die wijze is de beoordeelaar steeds gedekt, zoowel tegen over zijne chefs als tegenover den beoordeelde, die van deze zijne carrière afsluitende handeling niets verneemt, daar in zijne beoordeeling zelf niets ongunstigs voorkomt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 316