944 -
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
De Memorie van Toelichting vermeldt omtrent deze artikelen
het volgende:
Artikel 100 en volgende. Bedreigingen en aanrandingen tegen
den persoon van den meerdere behooren tot de allerzwaarste
militaire misdrijven. Een beleeaigende uitdrukking ontsnapt
allicht den mond, doch hij, die zich niet ontziet daden van ge
weld tegen zijn superieur te plegen, heeft waarlijk alle gevoel
van ondergeschiktheid afgeschud. Zullen de grondvesten van den
geheelen militairen dienst niet omver gehaald worden, dan moe
ten altoos, maar vooral in oorlogstijd, zeer ernstige straffen ter
zake van zoodanig feit kunnen worden opgelegd, ook om bij
andere militairen de navolging van het verderfelijk voorbeeld 1)
te voorkomen.
Artikel 100. Reeds de enkele feitelijke bedreiging met geweld
tegen den meerdere eischt voorziening. De in het wetboek van
strafrecht hierover voorkomende bepalingen 2) zijn voor de mi
litaire verhoudingen geheel onvoldoende.
In het artikel kan niet worden onderscheiden naar den vorm
waarin of naar de wijze waarop de feitelijke bedreiging plaats
heeft, hetzij enkel door de gebalde vuist naar den meerdere op
te heffen, hetzij door hem met wapenen of andere gevaarlijke
werktuigen te dreigen. Het begrip wapenen is te beperkt; de
uitdrukking gevaarlijke werktuigen 3) is te onbestemd; en in
een wetboek, hoofdzakelijk voor krijgslieden geschreven, te spre
ken van vreesverwekkende middelen (art. 138 en 139 S.W.b.)
ware minder passend.
Het artikel betreft alleen de bedreiging die niet door poging
tot feitelijke insubordinatie is gevolgd. Is dit laatste wel het
geval, dan wordt ze als zoodanig gestraft.
Bij oppervlakkige beschouwing kan het vreemd toeschijnen,
dat volgens dit artikel reeds de feitelijke bedreiging even zwaar
kan worden gestraft als krachtens artikel 94 het plegen eener
1) Beaujon, Proeve art. 55 en vlg.
2) Zie vooral art. 285 S. W. b.
3) Duitschland 97.