952 - en heeft tot doel onedele bijoogmerken, meestal door egoïsme ingegeven. Belangstelling voor het eigen Ik en die voor den dienst worden in het leger nog wel eens met elkander verward Is deze eerste rubriek naar behooren ingevuld, dan kan het beoordeelen van den ijver wel achterwege blijven en tevens ook dat der plichtsbetrachting, toewijding, enz. Men heeft dan reeds de waarde van den officier als mensch voor het leger vastgesteld. Kan zij hoog worden getaxeerd, dan zijn al de genoemde deug den aanwezig, moeten aanwezig zijn, daarentegen, wanneer het „onvoldoende" moet worden uitgesproken, is het niet mogelijk dat zij bij den betrokkene in genoegzame mate te vinden zijn. En, nog meer leert deze rubriek. Zij geeft ook een eenigszins zuiver idee omtrent de gezindheid van den ondergeschikte, zich zeiven te willen gevenzoodra dit in het belang van den dienst geëischt wordt. Zal dit echter met voldoende juistheid kunnen worden geconstateerd, dan mag het oordeel niet loopen over één jaar en zich gronden op de zienswijze van slechts één beoordeelaar. Dit geldt trouwens voor alle andere hierna te be spreken rubrieken. Inzonderheid echter bij dit eerste punt dient te worden opgemerkt, dat de belangstelling in den dienst geens zins alleen in het gewone garnizoen mag worden vastgesteld, omdat alsdan van een zich opofferen, in den zin zooals wij be doelen, moeielijk sprake kan zijn. Onaangenaamheden, ontbe ringen, ellende en gevaren, zooals zij te velde geleden worden, moet de officier te doorstaan hebben gehad, om te kunnen beoor deelen of omtrent hem „de belangstelling voor den dienst" defi nitief gunstig of ongunstig mag luiden. Daarom kan nimmer het oordeel over een officier volledig zijn, zoolang dit niet tevens steunt op de ervaring, met hem te velde opgedaan. In Indië staan hiervoor geene bezwaren in den weg, en zonder aarzelen verklaren we ons dan ook in het Indische leger tegen elke bevordering in de subalterne rangen, waarbij deze regel verwaarloosd wordt. Om tot le luitenant te kun nen worden benoemd, dus tot voorganger van jongere collega's,, moet de officier, vooral in de nabijheid des vijands, voldoende belangstelling in den dienst hebben getoond, en geen compagnies commandant is als zoodanig geschikt te achten, wanneer hij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 338