958 krachtin zich moet voelen, om zijne eigenwaarde als man en mensch te behouden, als het moet, haar tegen aanranding te verdedigen. Dit beteekent niet, wij hopen hier straks nog op terug te komen, dat hij zich aan de voorgeschreven ondergeschiktheid onttrekt, maar wel, dat hij de individueele kracht, die hij als officier in de militaire gemeenschap kan en moet inbrengen, gebruikt, om deze ondergeschiktheid te verheffen en te veredelen tot zelf verloochening, d. w. z. tot opoffering der eigenwaarde in liet be lang van het geheel. Wel verre nu van een maar lijdelijk toe geven, wordt hiervoor vereischt de zedelijke moed der overtui ging, omdat men op den weg naar zelfverloochening zoo dikwijls gedwongen wordt te toonen, het witte wit en het zwarte zwart te „durven" noemen. Hier spreken we het woord uit waarnaar wij zochten: Durf om zijne meening- te zeggen moet de officier bezitten, overal en altijd, wanneer zijne waarde als mensch dus ook het waarachtig belang van het leger hetwelk daarmede identiek is gevaar loopt. Of hij die meening, in verband met de eischen die de krijgstucht stelt, op gepaste wijze en op het goede oogenblik weet te handhaven, ook of hij zich steeds zijner juiste waarde bewust is, dit alles zal uit de beoordeeling van zijn gevoel- en wilvermogen moeten blijken, maar van huis uit moet hij er op aangelegd zijn waar te willen wezen, zoowel tegenover zich zeiven als tegenover anderen, en mitsdien moet aan zijne individualiteit mede den eisch worden gesteld, dat zij hem daartoe de zedelijke kracht kan schenken. Door de invulling van deze zes rubrieken: Belangstelling voor den dienst; Zelfstandigheid; Besluitvaardigheid Ondernemingsgeest Geschiktheid tot gehoorzamen, en Durf om zijne meening te zeggen, meenen we dat de geschiktheid van den officier, naar zijne indivi dueele eigenschappen beoordeeld, met voldoende juistheid kan worden vastgesteld. In ruwe trekken, en voor zoover dit voor den dienst van belang kan zijn, is daarmede de schets van elk karakter geteekend. De leiding der chefs en de later op te doene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 344