964
is even gewichtig als de aanvoering zelve, en deze taak blijft
in haar geheel voor rekening van den troepenofficier. Hij heeft
het denk-, gevoel-, en wilvermogen zijner manschappen in het gar
nizoen zóódanig op te voeden, dat zij later, indien hij te velde
zijne eigene geschiktheid als aanvoerder te bewijzen heeft, voor
hem te gebruiken zijn. Deze omstandigheid maakt dat hij even
zoo goed opvoeder als aanvoerder zijner ondergeschikten moet
wezen, en, waar we het hier voorloopig nog alleen over denk
vermogen hebben, kunnen we dus zeggen, dat het onderwijzen
even zoo goed als het aanvoeren officierswerk is. Te weten
hoe hoog hij ten aanzien hiervan kan worden getaxeerd is mede
noodzakelijk, wil men den troepenofficier in zijne functie als
zoodanig juist schatten, waarom de rubriek: Waarde als onder
wijzer in de beoordeelingslijst niet mag ontbreken.
Hiermede van het denkvermogen voorloopig afstappende (een
enkele maal zullen we er straks nog op terug moeten komen),
zijn we genaderd tot de beoordeeling van het gevoelvermogen.
Om niet in eene herhaling te treden van wat we reeds vroeger
schreven, zij hier slechts opgemerkt, dat de opvoeding van dit
vermogen ten doel moet hebben: den man met opgeruimd ge
moed, en met zelfvertrouwen bezield, geestdrift te leeren koes
teren voor alles, wat van hem als soldaat, grootsch te verwach
ten is (I. M. T. 1901 No. 6 blz. 424). De troepenofficier, die met
deze opvoeding is belast en hiervoor verantwoordelijk is,'zal der
halve ten aanzien hiervan moeten voldoen aan deze drie eischen:
hij moet 's mans gemoed kunnen vormen;
hij moet diens zelfvertrouwen kunnen vergrooten;
hij moet diens geestdrift kunnen wekken.
De voorwaarden, welke aan het eigen gevoelvermogen van
den officier moeten worden gesteld, om zijne manschappen in
de hier afgebakende richting te kunnen leiden, zullen tevens de
punten aangeven, waarnaar men hem zelf te beoordeelen heeft,
zoodat de taak, waarvoor we ons nu geplaatst zien, deze is, die
voorwaarden op te sporen.
Om iemands gemoed te kunnen vormen, is het noodig dat dit
voor vorming vatbaar zij. Niet ieder mensch heeft een voor
indrukken vatbaar gemoed. Vooral indien deze mensch, zooals