967 moet toonen, hoe hij haar bij de uitoefening van den dienst in toe passing moet brengen. Wij merkten reeds op, dat een recht streeks ingrijpen in het gemoedsleven van den man niet raad zaam is, wijl bij volwassen menschen, vooral bij dezulken aan wier zelfstandigheid in denken en handelen vrij hooge eischen gesteld worden, alles wat naar bemoeizucht in het innerlijke bestaansleven zweemt moet worden vermeden. Men mag zich, om het hier nog eens korter en met andere woorden te zeggen, aan zulke menschen niet opdringen. Hier vooral springt het verschil in het oog tusschen de opvoeding aan kinderen, en die aan volwassen menschen te geven. Den troepenofficier staan bij de vorming van het soldatengemoed bijna niet anders dan indirect werkende middelen ten dienste, en deze omstandigheid is oorzaak, dat hij zijne belangstelling in den man niet zoozeer in op zich zelf staande daden kan toonen, maar slechts in den voortdurenden en dageiijkschen omgang met hem. Er moet in het eigen gemoed van eiken leider van minderen iets aanwezig- zijn dat hen aantrekt, want dan alleen behoeft hij zijne belang stelling niet aan te bieden of op te dringen, maar wordt deze gewaardeerd en vrijwillig aanvaard. En, zoekende naar dit „iets", moeten we in herinnering brengen wat we reeds zeiden in ons opstel over de leiding van jonge officieren (I. M. T. 1903 No. 2 blz. 145). Wij schreven daar: zal de plichtsvervulling den 2e luitenant aangenaam stemmen, dan moet de leider, die den plicht oplegt, zich kenmerken als een ernstig- opgeruimd man. Ziehier ook de voorwaarde, die wij aan het gemoed van eiken troepenofficier hebben te stellen, dit niet alleen om hem in zijn optreden tegenover soldaten, maar ook— ouder geworden in zijne leiding van jongere officieren te kun nen beoordeelen. Ernstig-opgeruimd, of zoo men wil: opgeruimd-ernstig, moet de toon zijn, die elk meerdere heeft aan te slaan, zal hij, met behulp van zijne belangstelling, het gemoed van den man kunnen (ver)vormen. Geen betoog zal het behoeven, dat hier aan lang niet ieder onzer voldoet. Vooral omdat wij hier eene doorgaande gemoedsstemming op het oog hebben, eene stemming dus, die zich niet kenmerkt door nukken, maar hare weldadige werking kan blijven uitoefenen, ook dan, wanneer strijd, teleur-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 353