971
Van groot belang is het nu echter, dat men met juistheid te
weten komt, of er zich hier in waarheid een dronkaard, lui
aard, enz., aan ons voordoet, m. a. w. of de zucht naar drank
of luieren een trek is zijner individualiteit. Het opsporen hier
van, reeds vroeger in dit tijdschrift door ons besproken, moet
dus steeds samengaan met het geloof in het goede bij den man.
Zonder dit, zou het doorvoeren onzer stelling in de practijk aan
leiding geven tot zwakke toegeeflijkheid, want, men bedenke
wel, dat we hier bij onze uiteenzetting der zaak het gevoelver
mogen moesten afscheiden van het wilvermogen, iets, wat bij
toepassiug in het werkelijke leven nooit of te nimmer kan en
mag plaats hebben. Zoodra men de zekerheid heeft gekregen,
dat 's mans individualiteit of wil de schuld draagt van zijne
minderwaarde als soldaat, moet de opvoeding van het wilver
mogen, 't zij door ontwikkeling van plichtsbesef, 't zij door tucht,
te hulp komen om verbetering te erlangen, of, zoo dit niet gaat,
in elk geval den dienst te vrijwaren voor de slechte gevolgen
van het gebrek.
Waar we hier zoo ongemerkt zijn gekomen aan de grenslijn
tusschen gevoel en wil, moeten we er op wijzen, van hoeveel
belang het is, zuiver te bepalen aan welk individueel wilsgebrek
de man lijdt. Hij, die onbevooroordeeld den omgang van meer
deren met minderen gedurende een zeker getal jaren heeft gade
geslagen, zal wel weten hoe noodig dit is. Men behoeft maar
enkele keeren een korps- of compagniesrapport bij te wonen,
om te ervaren, dat de antipathie van den chef jegens sommige
van zijne inferieuren doorgaans slechts steunt op één enkel
wilsgebrek van ieder hunner. De dronkaard, hij moge een helder
oordeel en veel ijver aan den dag leggen, wordt, zooals hij daar
in zijn geheel staat, geminacht, evenals de, overigens oppas
sende, luiaard en de met toewijding bezielde domoor. In stede
den man te achten om het goede in hem, wordt hij veracht om
het slechte dat men van hem ziet. Dit is een paedagogische
fout, in het leger veelvuldig gemaakt, die reeds vele noodlottige
gevolgen voor individu en leger na zich sleepte. Indien de op
voeding van 's mans gevoelvermogen hem niet genezen kan van
het drinken, luieren of de stupiditeit, mag men daaruit nog niet
besluiten, dat genoemde opvoeding in het geheel niets meer bij