973 dringt, en daardoor de weg, om door dien leider tot zelfver trouwen te worden gebracht, eveneens voor goed wordt afge sneden. Indien men de omstandigheid in aanmerking neemt, dat geen enkel inferieur volmaakt kan zijn, zal men lichtelijk begrijpen, hoe groot het moreele nadeel voor het leger wel is, door een der- gelijken leider teweeg gebracht. Alle onder zijne bevelen staande manschappen vertoonen in den omgang met hem immers wel eene zwakke zijde van het karakter, en, indien hij alleen op grond hier van meent hun zijn vertrouwen te mogen ontzeggen, doet hij afstand van het middel om bij iemand, wie ook, zelfvertrouwen te wekken. Hiervoor is hij dus niet geschikt, en het versterken der moreele kracht zijner minderen kan hem daarom niet wor den toevertrouwd. Evenwel, de schade, door hem aangericht, is daarmede nog niet in haar geheel begroot. Wat toch is het geval? Door den man steeds den zwakken kant van diens karakter te laten zien, hem bij elke gelegenheid te laten voelen het gemis van kracht, strooit hij als meerdere in de ziel van den onder geschikte het zaad der wanhoop, om ooit door eigen toedoen hier in verbetering te kunnen brengen, en eene berusting in, een lijdelijk toegeven aan het gebrek is er het gevolg van. De dom oor wordt dommer, de luiaard luier, de dronkaard nog zwak ker. Wel verre van de moreele kracht te versterken, is deze „leider" oorzaak van hare ontwrichting, en deze ontwrich ting is weer op hare beurt het begin der degeneratie van al het goede, hetwelk oorspronkelijk in den man aanwezig was, zoodat de domoor wellicht ook lui, de luiaard ook dom zal worden, enz. De kunst om het zelfvertrouwen zijner minderen te wekken moet tegenwoordig als een der eerste voorwaarden worden beschouwd waaraan de troepenofficier moet voldoen, want voor een groot deel staat of valt hiermede de moreele kracht van het leger. Daarom hebben we gemeend dit punt wat in den breede te moeten bespreken, ook, wijl het ons gebleken is, dat menigmaal wèl de waarheid der theorie beaamd wordt, maar de wijze, hoe de toepassing hiervan in de practijk geschieden moet, verre van duidelijk voor oogen staat. Ware het niet dat we daardoor te veel van het nu gekozen onderwerp afdwaalden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 359