in hoeverre hij geschikt is bij zijne ondergeschikten ware geest
drift te wekken. Zeker zijn het hier niet allen koks, die lange
messen dragen! Zooals we zooeven zeiden, steeds zullen er min
deren gevonden worden, die tot geen zuiver geestdriftig han
delen te brengen zijn, en het zal wel geen betoog behoeven,
dat wat we hier van de minderen moeten constateeren ook
evengoed op de meerderen van toepassing is. Echter, dit nu
is hier een van de eerste voorwaarden, waaraan de troepen
officier moet voldoen, dat hij nl. zelf voor geestdrift vatbaar
is. Zijn gansche individualiteit, waarvan wij de beoordeeling
hierboven in zes rubrieken aangaven, moet afteekenenliefde
voor de taak, hem bij zijne benoeming op de schouders gelegd.
Die liefde alleen opent zijn oog voor het schoone zijner roeping
zij alleen is het, die hem kan bezielen met heilig vuurzij alleen
straalt uit den gloed, die ook anderen ontvlamt. In de voor
naamste plaats is het dan ook de individualiteit, die in eerste
instantie alles beslist. Al naarmate de officier ten haren aanzien
hoog of laag staat, zal ook zijne gave, om bij anderen geest
drift te wekken, in waarde rijzen of dalen.
Maar verder is er nog iets anders, waarnaar men heeft te zien.
Al is iemand vatbaar voor het schoone, dit wil nog niet zeggen,
dat hij dit ook kan beoefenen, het kan weergeven, het kan schep
pen. De vraag die moet worden gesteld is niet slechts: bezit de
troepen officier het vuur waardoor hij zelf kan ontvlammen?
maar ook deze: kan hij hiermede het gevoel van anderen, zijne
inferieuren, tevens ontvonken? De kunstkenner is nog geen
kunstenaar. De laatste moet met en door zijn werk den eerste
bezielen, hem opvoeren tot waardeering, tot zuivere bewonde
ring, tot liefde voor zijn kunst. En het voorwerp, waarvoor hij
liefde wil inoogsten, moet, onverschillig of dit zinnelijk waar
neembaar is of niet, in een vorm zijn gevat, die bekoort en
opvoert tot hooger stemming. De deugd, ook in militairen
zin, mag aanspraak maken op den naam van schoon, inzon
derheid dan, wanneer zij beoogt het hooger gevoel te ontwik
kelen tot zelfverloochening en zelfopoffering. Het komt ons
stuitend voor, verwant aan profanie, wanneer men in het leger,
wat nog zoo heel zelden niet geschiedt, met de gezwollenheid
van den sabreur de schoonheid van de militaire deugden wil