988
pen van gezuiverde watten, die met de onderzijde door de vlam
waren gehaald, zoodat in de flesschen lucht kon toetreden en
bacteriën worden buitengehouden.
In beide flesschen werd 150 gram rietsuiker le kwaliteit en
eenige druppels sterk gistende toewak arèn en bovendien in
flesch B het tot eenige c.L. ingedampte aftreksel van hopbloe-
sem gedaan 1).
Gisting in flesch A.
Na drie uren was de vloeistof zoodanig in gisting, dat vele
gasbellen werden gevormd, die zich aan de oppervlakte langs
den rand vastzetten, later over de geheele oppervlakte ontston
den en tot schuim verdikten. Na 6 uur scheen de gisting te
zijn afgeloopen, althans de vloeistof was tot rust gekomen en
de vorming van gasbellen had opgehouden; de oppervlakte was
met schuim bedekt, op den bodem was een beduidende hoe
veelheid neerslag ontstaan en de reuk verraadde de aanwe
zigheid van azijnzuur.
Gisting in flesch B.
Over het algemeen verliep het gistingsproces veel langzamer,
na verloop van 3 uren haast nog onmerkbaar, daarna meer in
't oog loopend.
Na 8 uren was de meeste werking te bespeuren en was eene
waarneembare hoeveelheid neerslag gevormdna 14 uren scheen
de gisting afgeloopen, aan de oppervlakte bevond zich minder
schuim, doch de hoeveelheid neerslag was in beide flesschen
gelijk. Vorming van azijnzuur kon niet worden waargenomen.
Uit deze proef meenen wij te mogen opmaken, dat de bitter-
stof van de hop, tot een hoeveelheid als boven vermeld, de
werking der gistcellen vertraagt, doch niet onderdrukt. Het
spreekt vanzelf, dat meerdere en nauwkeuriger genomen proe
ven het hier uitgesproken vermoeden nader zullen moeten be
vestigen.
Wij zijn hier in de gelegenheid geweest in dezelfde bakkerij
en overigens onder dezelfde omstandigheden beide gistingsmid
delen te zien toepassen en het op deze wijzen bereide brood
onderling te vergelijken.
1) Hiervoor was dezelfde verhouding genomen als voor de bereiding van hopgist te
Koetaradja wordt gebezigd, nl. gram hopbloesem op 1 L. water.