997
De bezetting en verdediging van aan de kust gelegen verster
kingen worden o.i. terecht in vele Europeesche landen gerekend
tot de taak der marine te behooren. En ook in ons land gingen,
volgens een eenigen tijd geleden in de Amsterdammer, Week
blad voor Nederland, verschenen artikel, reeds voor jaren van
verschillende zijden stemmen op om de verdediging der forten,
die de Hollandsche kusten tegen een vijand zullen moeten be
schermen, aan de marine op te dragen.
Met klem van redenen werd daarbij er op gewezen, dat de
mannen die schepen zullen moeten bevechten ook verstand van
schepen moeten bezitten.
Op den voorgrond stellende, dat het 't meest in het belang
der zaak zal zijn, indien alles, wat met de kustverdediging in
verband staat, onder éénhoofdige leiding door personen geschiedt,
die met alle te verrichten werkzaamheden ten volle vertrouwd
zijn, zal men inderdaad moeilijk tot eene andere gevolgtrekking
kunnen komen.
Men verlieze daarbij nl. niet uit het oog, dat voor eene rich-
tige vervulling van de veelomvattende taak, welke tot den werk
kring der kustverdedigers behoort, eene langdurige voorbereiding
en een grondige studie vereischt worden van alles wat met het
onderwerp in verband staat. Zoo zal men van de officieren der
kustversterkingen moeten verlangen, dat zij in staat zijn uit de
handelingen des vijands dadelijk het daarmede beoogde doel af
te leiden, zoodat men bv. geen oogenblik in twijfel verkeert,
wanneer de vijand bezig is met het doen van opnamen, het
plaatsen van hulptonnen enz., en gereed is met den meesten
spoed de vereischte maatregelen te treffen om dit te beletten
en de reeds geplaatste tonnen zoo mogelijk weder op te ruimen
of te verleggen. Voorts behoort de verdediger uitstekend ver
trouwd te zijn met de strekking der vaarwaters en de gesteld
heid van den bodem daarvan, opdat men met volkomen juistheid
zal kunnen beoordeelen, wanneer een van 's vijands schepen een
gevaarlijken koers stuurt of aan den grond zit. Ook de sein-
stelsels overdag en bij nacht der eigen schepen moeten hem
nauwkeurig bekend zijn, en met juistheid moeten de seinen op
zoo groot mogelijken afstand kunnen worden opgenomen, waartoe
over getrainde en voor dat werk ten volle berekende seiners
Dl. II 1904. 07