DE IX F .4 TERIE-AA X V AL.
Waar gedeelten onzer troepen in den strijd tegen den B. V.
tot het offensief overgaan, als bv. bij het doen van een tegen
stoot tijdens een aanval des vijands, bij de vervolging na het
afslaan van een aanval, bij het aangrijpen zijner transporten
op de verbindingslijn, bij het vermeesteren van afgelegen zwak
bezette punten, daar zal tot het welslagen van den aanval minder
bijdragen onze grootere getalsterkte dan wel onze terreinkennis
en ons verrassend optreden.
Die verrassing is echter uitgesloten, wanneer wij ons over
open en vlak terrein bewegen, wanneer wij niet het begroeide
terrein benutten en het te vermeesteren punt, zoo dicht en be
dekt mogelijk, met bijeengehouden krachten naderen (p. 488
I. R. II).
Bijna overal biedt het Indische terrein hiertoe de gelegenheid
aan, en toch wordt bij manoeuvres en oefeningen herhaaldelijk
verzuimd van deze omstandigheid partij te trekken.
Er is slechts één nadeel aan den opmarsch door bedekt terrein
verbonden, d. i. de uitermate moeilijke leiding, en er is slechts
één middel om aan dit bezwaar te gemoet te komen, d. i. herhaalde,
oefeningwelke oefening dan tevens het nut zal hebben van
initiatief aan te kweeken bij de onderaanvoerders, omdat zij hier,
meer dan elders, gedwongen zijn tot zelfstandig handelen.
Men dient ook in ons leger af te zien van die frontaanvallen
over nagenoeg open terreinen, waarbij toestanden worden in het
leven geroepen, die zoo schromelijk afwijken van die op het
werkelijk gevechtsveld.
De tweeledige taak van het Indische leger is hier oorzaak van
eene nieuwe moeilijkheid.
De aanvoerders en de troep zijn gewend, om het meestal zwakke
vuur van den inlandschen tegenstander te negeeren, om zonder