EEN KORT WOORD NAAR AANLEIDING VAN HET ARTIKEL „OORLOGSSCIIIETEN" VAN DEN IIEER G. C. A. FABILS. Bovengenoemd artikel, opgenomen in den loopenden jaargang van „de Militaire Gids", bevat een pleidooi voor denautomati- schen aanslag, als middel om op het gevechtsveld, wanneer het meerendeel der schutters zoo abnormaal is dat niet meer ge richt wordt, het ongericht vuur in een horizontaal vuur te ver anderen. Na hetgeen betreffende den automatischen aanslag door mij vroeger reeds als mijne meening werd verkondigd 1), zou het niet in mij opgekomen zijn bovenstaand artikel te gaan bestrijden, ware het niet, dat ik in het laatste gedeelte ervan rechtstreeks werd aangevallen. Gebrek aan tijd noopt me echter zoo beknopt mogelijk te zijn, hopende dat de kortheid niet aan de duidelijk heid zal schaden. De schrijver van „oorlogsschieten" heeft het onderwerp weten schappelijk behandeld, op psycho-physiologischen grondslag, en heeft klaarblijkelijk zoo'n eerbied voor de wetenschap, dat hij van haar niet eischt, wat hij wel van zijne tegenstanders eischt, nl. voor alle beweringen bewijzen aan te voeren die gegrond zijn op oorlogsfeiten. Wel worden door hem vele oude bekende waarheden, als dat de schutter in het gevecht abnormaal is, dat hij in het gevecht te hoog schiet, dat het oorlogstrefferprocent zeer laag is enz., door tal van voorbeelden geboekstaafd, doch de quin- tessens, de stellingen waarop schrijver zijne theorieën baseert, blijft onbewezen. Zoo zegt schrijver op blz. 85: „Maar dat abnormale wezen „is toch nog altijd een hoog bewerktuigd wezen, begaafd met 1) Vergadering der Indische Krijgsk. Vereenig'mg op 28 November 1902.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 412