660 verschillende ontmoetingen met een driesten, dweepzieken te genstander bewezen feit, dat zoo'n vijand niet tot staan gebracht wordt bij het treffen in de deelen, die niet dadelijk doodelijke of bijzonder zware verwondingen opleveren. Daar slechts 40 van het menschelijk lichaam bij treffen doodelijke dan wel zeer zware verwondingen oplevert, zoo moet dus in een snel vuren, in voortslingeren van talrijke kogels, en daardoor vermeerderen van de kansen om te treffen in die bewuste 40 het middel gezocht worden om den tegenstander tijdig tot staan te brengen. Dan heeft men bovendien tegenover die meestal in drommen optredende benden nog het voordeel van het groote indringingsvermogen der kleinstkaliber kogels. De ondervinding, opgedaan in den krijg tegen minder strijd lustige volken, heeft afdoende bewezen, dat daar de stoppende kracht van onze hedendaagsche projectielen groot genoeg is, en zeer zeker hebben die kogels tegen de blanke rassen nog hun volle waarde behouden, zooals bleek in den Zuid-Afrikaanschen oorlog- Behalve met de onmiddellijke uitkomsten van het vuur, dient men nog rekening te houden met de latere gevolgen. In dit opzicht heeft de ondervinding der laatste jaren geleerd: lodat het mantelprojectiel op den duur minder menschen doodt dan de oudere projectielen, en 2o dat bij een eenigszinslangdurigen oorlog van de gewonden een grooter aantal weer beschikbaar komt voor den dienst. Om eenigszins een indruk te geven van de verhouding tus- schen vroeger en nu, diene het volgende staatje Op honderd getroffenen OORLOGEN Yroeger (zonder mantelprojectiel). 20 Spaansch-Amerikaansche. 21 Zuid-Afrikaansche (Engelschen) 17.9 12 21 47 6 9 73 5.5 5.2 72.4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 42