1060
Een bevordering bij keuze als belooning acht ik dus niet geheel
uitgesloten, doch het is m.i. noodig daarbij bepaald voor te schrij
ven dat ze slechts bij hooge uitzondering raag toegepast worden.
Laat ons thans de gebreken nagaan, die zich voordeden bij de
toepassing van het tot heden bij het Indische leger gevolgde bevor
deringsstelsel en trachten we de oorzaak der ziekte op te sporen,
eerst dan kan van eene keuze van geneesmiddelen sprake zijn.
Zooals boven reeds met een enkel woord werd opgemerkt, is
het hoofdbezwaar van ons stelsel, dat het niet belet heeft dat
meermalen officieren werden bevorderd, die al spoedig bleken in
den hoogeren rang niet op hunne plaats te zijn. Zulke officieren
moesten dan gewoonlijk, niettegenstaande de gebleken ongeschikt
heid voor hunne betrekking, daarin gehandhaafd blijven tot zij
het aan hunnen rang verbonden pensioen verdiend hadden. Een
en ander is natuurlijk zeer nadeelig, zoowel voor den goeden
gang der promotie als voor den dienst in 't algemeen, want
een slecht superieur kweekt slechte ondergeschikten.
In de eerste plaats dient dus de vraag gesteld te worden, hoe
het mogelijk was dat zulke officieren voor bevordering werden
voorgedragen. Het antwoord daarop werd in het voorgaande
gedeeltelijk reeds gegeven. De wijze waarop de beoordeeling
van officieren bij ons leger plaats heeft laat veel te wenschen
over, en voor zoover zulks is toe te schrijven aan het groot
aantal, zeer verschillende, over den archipel verspreide beoor
deelaars, valt er weinig aan te verbeteren.
Er is echter meer; de vrees ter verantwoording geroepen te
worden naar aanleiding van uitgebrachte beoordeelingen, vooral
wanneer deze ongunstig luiden en dus het recht geven tot in
diening van eene memorie van rechtvaardigingde wensch zich
een aangenamen omgang met zijne ondergeschikte officieren te
verzekeren en de weinige moeite die men zich vaak getroost
om zijne officieren goed te leeren kennen, waardoor op het einde
van het jaar een behoorlijke grondslag voor de beoordeeling ont
breekt, doen niet zelden een neiging ontstaan de beoordeeling
in gunstiger zin te doen luiden dan met plicht en geweten is
overeen te brengen. En deze laakbare gemakzucht, deze vrees
zich aan koud water te branden, vindt grooten steun in de om-