1063
Wanneer bij ons de bepaling gold dat de eerste beoordeelaar
elk door hem uitgesproken oordeel, onverschillig of dit gunstig
of ongunstig luidt, aan den betrokken officier moest bekend
maken, zouden naar mijne vaste overtuiging die beoordeelingen
meer in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Het nut
van dat geheimhouden is mij trouwens nooit recht duidelijk
geweest; wellicht bestond de vrees, dat ook over andere dan
bepaald ongunstige beoordeelingen eene reclame zou worden
ingediend en daardoor het aantal memories belangrijk zou toe
nemen. Doch wanneer de beoordeeling der officieren plaats heeft
zooals het behoort, kan die toeneming zoo groot niet zijn en
mag daarin in elk geval geen bezwaar gevonden worden tegen
het opheffen der hierbedoelde geheimhouding, aangezien dit laat
ste voor den chef een aansporing zal zijn om zich met den mees
ten ernst aan de beoordeeling zijner officieren te wijden.
Ter voorkoming van verkeerde gevolgtrekkingen zij hier op
gemerkt, dat ik natuurlijk de opheffing van de geheimhouding-
alleen verlang ten opzichte van den beoordeelde zelf; voor ieder
ander moeten de beoordeelingslijsten geheim blijven.
Het zal dus in de eerste plaats noodig zijn in de wijze van
beoordeelen zoodanige verandering te brengen, dat de chef die
in eerste instantie oordeelt dit ook werkelijk geheel zelfstandig
doet, zonder door wie of wat ook daarop invloed te doen uit
oefenen, en steeds met den meesten ernst, rechtvaardigheid en
gestrengheid; in de tweede plaats moeten voorschriften gegeven
worden, die aan de opleiding van officieren meer aandacht doen
wijden dan thans het geval is, en in de derde plaats moeten
de uitgebrachte beoordeelingen door den eersten beoordeelaar aan
den betrokken officier bekend gemaakt worden.
Eindelijk nog zal het m.i. gewenscht zijn het pensioenregle
ment en de bepalingen betreffende het ontslag van officieren ook
bij ons zoodanig te wijzigen, dat het evenals in Nederland moge
lijk wordt officieren, die voor hunne betrekking ongeschikt blij
ken, op advies van eene deskundige commissie van oudere of
ficieren, onmiddellijk uit den dienst te ontslaan, onder toeken
ning zoo noodig van gedeeltelijk pensioen, berekend naar het
aantal dienstjaren, en dat aan officieren die nog geen 40 dienst
jaren kunnen doen gelden binnen zekere grenzen de gelegen-