1075 niet twijfelen, aangezien de door ons gewenschte afdeelingen in geen enkel opzicht bij die hulpbenden zouden ten achter gestaan hebben, doch bovendien de voordeelen van betere bewapening, meer discipline en hooger moreel aan hun zijde gehad zouden hebben. Eindelijk willen we nog wijzen op een groot nadeel voor de toekomst, dat o. i. kleeft aan het stelsel van den heer D. Op blz. 865 zegt hij „Daar het enorme succes, dat de Kapoeas- en de Kahajandajaks „op hunne vijanden behaald hebben, op den duur niet onge broken zal blijven en het onomstootelijk vaststaat, dat metter - „tijd de Moeroengdajaks weder in de Boven-Kapoeas op groote „schaal invallen zullen doen, hebben de eersten er groot belang „bij, dat de laatsten voorgoed onschadelijk gemaakt worden." Betwijfelende of een geheele stam wel ooit totaal onschadelijk gemaakt, m.a.w. uitgeroeid, kan worden, vermeenen wij, dat hoe meer men inboorlingen bezigt om ons succes te bevechten, hoe grooter en feller de haat en de vijandschap van den anderen stam zullen worden, zoodat dus nooit een toestand in het leven ge roepen zal worden, die het einddoel moet zijn van ons gewapend optreden, een toestand namelijk, waarbij de verschillende stam men in vrede en vriendschap naast elkaar leven, als trouwe onderdanen van het Gouvernement. Mochten toch de Moeroeng dajaks oogenschijnlijk het hoofd in den schoot leggen, nooit zullen zij kunnen vergeten, dat het hun rasgenooten waren, die hun de nederlaag toebrachten, en weinig zal er toe noodig zijn, om na eenigen tijd den ouderlingen strijd opnieuw te doen ontbranden. Geheel anders zal het zijn, als het de „compenie" is, waarvan zij den krachtigen arm gevoeld hebben en die hun ontzag heeft weten in te boezemen. Eerst dan zal waarschijnlijk ook een einde komen aan den toestand, die volgens den heer D. in die streken heerscht, nl. dat de inboorlingen geen ontzag hebben voor de „compenie," maar wel voor hun rasgenooten. Wordt het niet hoog tijd om de Dajaks ontzag voor de „compenie" te leeren? Ten slotte een enkel woord over de keuze van den leider der geheele operatie. De heer D. wenscht die opperste leiding te zien opgedragen aan den heer Hoeke, assistent-resident der Dajak-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 461