1079 meerdere bezittingen of hun grooteren moed. Bovendien wer den zij door het energieke bendehoofd Batoer geprest zijn zijde te kiezen, lang voordat onze troepen in hun buurt waren geko men, en nadat Batoer hun verzekerd had, dat de „compenie" toch zoover niet hun land durfde binnen te dringen. Toen zij ■echter zagen, dat de „compenie" dit wèl durfde en werkelijk ■ook deed, duurde het niet lang, of ze kwamen hun opwachting maken bij den heer Hoeke. Slechts één, met name Raden Tim- hang, heeft tot het laatste toe geweigerd te komen, en bijtijds ■de wijk genomen naar de Moeroengdajaksdeze sinjeur heeft •bij het Gouvernement echter nimmer in een goeden reuk gestaan. De wijze waarop partij getrokken dient te worden van de •ons goedgezinde hoofden, zooals die door X wordt aangegeven, juich ik zeker toe, maarniet nu, wel laterom de reeds hierboven aangegeven redenen. Het zal X niet meer bevreemden, dat Raden Johannes, niet tegenstaande zijn grooten invloed op andere hoofden en bevol king, nog drie maanden noodig oordeelde om het vereischte aantal hulptroepen bij elkaar te krijgen, wanneer ik mededeel, dat hij zelf zich nog in 't hartje van Borneo bevond, toen hij mij dien termijn als voorwaarde stelde: dat hij eerst acht dagen noodig had, om op zijn standplaats Koeala Kapoeas terug te komen, ■om van daaruit zijn maatregelen te nemen, en dat een vervoer van hulptroepen c. a. van uit deze plaats naar den bovenloop van de Kabajan- en Kapoeas-rivieren, drie weken, soms een maand ■duurt; dat hij voorts uit alle streken, zelfs de verst verwijderde ■uit deze reuzenafdeeling, begrijpelijkerwijze de beste elementen met zorg wilde uitzoeken, ten einde werkelijk succes te hebben, •en niet de eerste de beste wilde requireerenwerkelijk, •deze omstandigheden en nog vele andere in aanmerking nemende, moeten wij nog versteld staan, dat hij niet een nog veel langeren tijd daartoe noodig achtte! X's opstel verder doorlezende, vind ik daarin een proeve van •organisatie onzer troepen, gegrond op de tactiek van den vijand. In beginsel ben ik het daarmede eens, maar den vijand te wil len bestrijden met troepjes van 4 tot 6 man, ik moet eerlijk toekennen, dat ik de verantwoordelijkheid van een dergelijken maatregel niet op mij zou durven nemenik geloof niet, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 465